Mooie zinnenboek – Uit: Joost Zwagerman, Roeshoofd hemelt

De in retrospectief wrange woorden van Joost Zwagerman in Roeshoofd Hemelt (p. 16)

wie lijkt verstikking een prettig gevoel
wie knoopt zelfs zijn schoenveter tot een strop
wie kiest er voor de elektrische stoel
wie loopt de zee in en duikt nooit meer op

wie hunkert naar de aanstormende trein
wie danst op het dak van de torenflat
wie druppelt arsenicum in zijn wijn
wie heeft de gaskraan al opengezet

ik bid voor het volmaakte zelfverlies
het herhaald gebed blijft onverhoord
ik weet niet welke manier ik verkies

uit zoveel verlokkingen van zelfmoord
ik denk dat ik mij voorlopig invries
en wacht tot god zich verhangt aan zijn woord

Godfried Bomans, Aforismen

Beoordeling: 4 sterren

Bomans toont zich met deze bundel Aforismen de taalkunstenaar zoals we hem kennen. Enkele mooie citaten:

“Veel mensen danken hun goede geweten aan hun slechte geheugen.”

“Gering over zichzelf spreken is de armzaligste vorm van hoogmoed.”

“De kunst van te leven is thuis te zijn alsof men op reis is.”

“De geschiedenis is het heden, gezien door de toekomst.”

“Geluk wordt pas zichtbaar als het voorbij is.”oie

 

Mooie zinnenboek: Henk van der Wal, “Wat is het resultaat…”

Wat is het resultaat van
het onderzoek van de houtworm
naar de doodsoorzaak van de boom?
De versplintering. En wat zijn commentaar?
De verpulvering – want als de boom zichzelf
te veel wordt en sterft, rest hem nog
slechts de verwijdering,

maar als het lankmoedige
zich van óns afwendt en zijn mond houdt
en onze eenzaamheid doet verschrompelen tot
een optelsom van feiten, dan knaagt aan ons
nog de hoop op een laatste toewending

Mooie zinnenboek – Uit: Frits van Oostrom, Wereld in woorden

Een mooie omschrijving van (een deel van) mijn vak:

Voor de literatuurhistoricus is het […] bovenal de kunst om recht te doen aan wat de teksten bindt én onderscheidt. Op de kruising daarvan bevindt zich immers het archimedische punt* van de literatuurgeschiedenis.

Uit: Frits van Oostrom, Wereld in woorden, p. 49

*Een steunpunt vanwaar men alles in beweging kan zetten en herbekijken (uit: Stefan van den Bossche, Jan van Nijlen: biografie, p. 368)

Mooie zinnenboek – Uit: Voltaire, Candide of het optimisme

Minister-president Balkenende sprak in 2006 over de Nederlandse VOC-mentaliteit. Hij kreeg op die opmerking ontzettend veel kritiek. Voltaire beschrijft in zijn Candide in 1759 al hoe de Nederlanders met hun ‘handelswaar’ omgingen:

‘Ja, mijnheer,’ zei de neger. ‘Dat is hier de gewoonte. Al wat wij aan kleren krijgen is twee keer per jaar een linnen onderbroek. Als we in de suikerfabriek werken en onze vinger in de moelen komt, hakken ze onze hand af; als wij willen weglopen, dan hakken ze ons been eraf. Dat is me allebei overkomen. Tegen die prijs eten jullie suiker in Europa. En toch, toen mijn moeder mij op de kust van Guinee voor tien Patagonsiche daalders verkocht, zei ze tegen mij:

“Lieve jongen, houd onze fetisjen in ere en bid altijd tot hen, ze zullen je een gelukkig leven schenken. Je hebt de eer slaaf te worden van onze blanke meester, en je maakt er je vader en je moeder gelukkig mee.” Ach of ik hén gelukkig heb gemaakt, weet ik niet, maar mij hebben ze dat in elk geval niet. De honden, de apen en de papegaaien zijn er duizend keer beter aan toe dan wij. De Hollandse predikanten die mij hebben bekeerd, zeggen elke zondag tegen me dat we allemaal – blank of zwart – kinderen van Adam zijn. Ik ben geen genealoog, maar als die predikanten de waarheid spreken, zijn wij allemaal achterneven van elkaar. Nou, u zult toch moeten toegeven dat je gewoon niet gemener met je familie kunt omgaan.’

Uit: Voltaire, Candide of het optimisme, p. 69.

Mooie zinnenboek – Uit: Simon Vinkenoog, Zolang te water

Simon VinkenoogSimon Vinkenoogs proza leest bij vlagen als poëzie. Zo ook zijn eerste roman, Zolang te water. Hieronder een prachtig fragment.

Wat wij terugvinden heeft geen naam geen vorm geen inhoud. Er zijn geen tegenstellingen meer noch in elkaar overvloeiende kleuren.
Portretten zijn in hun lijsten opgelost, schilderijen verbleekten en landschappen waren fata morganaas.
Deuren vallen uit zichzelf dicht, het ene grote hart houdt op te kloppen, de wind is gaan liggen en de duisternis is niet meer te achterhalen.
Voorwerploos draait de aarde verder en vervolgt haar voorgeschreven loop.
Er is niets meer te zeggen, in geen enkele taal.
Geen gebaar meer dat voor zichzelf spreekt, geen blik boekdelen verstandhouding knipoog of stilzwijgende overeenkomst.
Weg en weg als levenloze nee dode nee onbestaande misschien geuren die verwaaien in de koelte die de enige beweging is.
Elk woord te veel, elke stilte geladen, elk werk onvoleindigd en alles voor niets ja. Of voor niets.

Uit: Simon Vinkenoog, Zolang te water (p. 87)