Frits van Oostrom, Wereld in woorden

Wereld in woordenBeoordeling: 5 sterren

Nadat ik drie jaar geleden Stemmen op schrift van Frits van Oostrom besprak, is dit jaar het daaropvolgende deel  Wereld in woorden verschenen. En ik kan veel van wat ik over het vorige deel schreef herhalen: het boek kent een zeer brede opzet, van politiek en cultuur tot specifieke teksten en schrijvers. Het is zeer leesbaar geschreven, met Stemmen op schrift de leesbaarste van alle delen tot nu toe (hoewel voor een hoger opgeleid publiek). En wat ook in dit deel stoort is het overdreven nationalisme en bijkomend Van Oostroms Maerlant-voorliefde.

Van dat laatste diverse voorbeelden door het boek heen: “zoals geen enkele andere Europese vertaler hem heeft nagedaan” (blz. 354), de naam van prinses Beatrix die afgeleid zou zijn van het verhaal van Beatrijs (vergelijk dit met de betwiste Zeeuwse Marlaent in Maerlants wereld) en continue Maerlant-vergelijkingen tussen haakjes op irrelevante plaatsen zoals “Alleen Maerlants encyclopedische werk, en in bijzonder zijn Spiegel Historiael, steekt daar overtuigend bovenuit – maar die laatste had dan ook meer dan een eeuw lang het rijk alleen als Nederlandstalige wereldencyclopedie” op blz. 492. Ook is dit te horen in Van Oostroms manier van spreken bij Pauw en Witteman bij het verschijnen van zijn boek:

Daarnaast vallen nog een paar dingen op aan dit deel. Ik ben de eerste overduidelijke zetfout tegengekomen in de inmiddels vijf door mij gelezen delen (blz. 201 privatie in plaats van private). Verder kent dit boek meer bladzijdes die gewijd zijn aan enkele grote namen of teksten ten opzichte van het vorige deel. Logisch wellicht, omdat de individuele schrijver opkomt in de veertiende eeuw, maar wel opvallend anders.

Bovendien is dit deel samen met het vorige zeer uitgebreid: het beslaat 200 jaar (meer dan Het gevleugde woord van Herman Pleij), maar wordt nergens saai, traag of vervelend. Er staat wat er moet staan, in tegenstelling tot Een nieuw vaderland voor de muzen van Porteman en Smits-Veldt dat 140 jaar beslaat, 210 pagina’s minder dik is, maar leest alsof het 420 pagina’s meer bevat.

Het opvallendste niet-wetenschappelijke in het boek vond ik de vergelijking die Van Oostrom probeert te maken tussen de Moderne Devotie en de Nederlandse volksaard. Zoals hij het beschrijft, zie ik de parallellen ook, maar om nu te zeggen dat de Moderne Devotie daarom dus zo typisch Nederlands is. Ik weet niet zo goed wat ik daarvan denken moet.

Zoals ik bij mijn eerste recensie over deze literatuurgeschiedenis begon, sluit ik ook nu weer af met nog enkele losse opmerkingen per hoofdstuk.
De inleiding, Profiel van een eeuw, begint met Jan van Mandeville, een interessante man en mooie opener richting de rest van het boek. Van Oostrom laat bovendien zien in deze inleiding dat ook hij de kunst verstaat een wereld te scheppen in woorden. Het decor wordt geschetst voor de spelers die nog zullen opkomen. Bovendien worden hier de negen besten uitgelegd, iets wat bij Porteman en Smits-Veldt duidelijk ontbrak!
Het is vervolgens mooi te zien dat Van Oostrom in De wereld begint met het non-fictiewerk. Waar de literatuur tegenwoordig toch vaak verengt is tot poëzie en proza, is dat in het onderzoek naar de middeleeuwen alles behalve het geval. Wel wordt hier soms iets te overdreven een relatie gelegd met de huidige tijd (op het anachronistische af).
Het religieuze hoofdstuk Het heil leunt mijns inziens wat te sterk op de drie grote schrijvers die hier te berde worden gebracht. De Bijbelvertaler van 1360 wordt wel erg lang op doorgegaan en door zwaar op deze vertaler en vervolgens Ruusbroec in te zetten, wordt dit hoofdstuk wat zwaar. De schrik die neerlandici om het hart sloeg bij De Nederlandse literatuur: een geschiedenis uit 1993 hoeven deze mensen niet opnieuw te beleven: de Beatrijs staat erin!
Het hoof dstuk De verbeelding is een prima en weinig verrassend hoofdstuk, waar het laatste hoofdstuk Drie milieus dat juist wel is: de opzet is interessant en het geeft een zeer rijk beeld van wat zich op één plek allemaal tegelijkertijd afspeelde. Bovendien vond ik de informatie over de Moderne Devotie interessant, omdat ik niet alleen een bijzondere band met Deventer heb, ook kan ik mij dit vaag herinneren van mijn eerste studiejaar, dus vormde dit hoofdstuk een mooie opfrisser.

Ik heb mij zeer vermaakt met dit deel en ben erg benieuwd naar wat ik volgende zomer kan lezen. Verschijnt Ritselende revolutie dat dit jaar wordt verwacht over de Verlichting? Of ga ik naar ‘mijn’ negentiende eeuw met Alles is taal geworden?

Mooie zinnenboek – Uit: Frits van Oostrom, Wereld in woorden

Een mooie omschrijving van (een deel van) mijn vak:

Voor de literatuurhistoricus is het […] bovenal de kunst om recht te doen aan wat de teksten bindt én onderscheidt. Op de kruising daarvan bevindt zich immers het archimedische punt* van de literatuurgeschiedenis.

Uit: Frits van Oostrom, Wereld in woorden, p. 49

*Een steunpunt vanwaar men alles in beweging kan zetten en herbekijken (uit: Stefan van den Bossche, Jan van Nijlen: biografie, p. 368)