Een skillspaspoort tegen personeelstekorten

Logo van het UWV

Onlangs presenteerde het UWV 34 oplossingen voor de huidige personeelstekorten. Dit probleem dat in heel veel sectoren speelt heeft diverse oplossingen, waarbij een skillspaspoort een belangrijk middel kan zijn om deze problemen aan te pakken én mensen die langdurig aan de kant staan te helpen én de administratieve lasten van burgers, bedrijven en overheden omlaag te brengen.

Het uitgangspunt voor deze bijdrage is de praatplaat van Werk.nl en het bijbehorende rapport. Ik zal verschillende van de genoemde oplossingen langsgaan en kort benoemen op welke wijze een skillspaspoort hier behulpzaam kan zijn.

Een van de belangrijkste voordelen van een skillspaspoort is dat men kijkt naar skills (vaardigheden, kennis en gedrag) in plaats van functies. Het bewijs van die skills kun je zelf meenemen en gebruiken. Werkgevers kunnen op deze manier kijken naar wat een persoon kan en welke vaardigheden hij of zij bezit. Dit maakt het mogelijk om talenten zichtbaar te maken in het skillspaspoort en zo de juiste persoon te vinden voor een bepaalde functie. Daarbij ligt de nadruk meer op talenten: al aanwezig of nog te ontwikkelen via scholing en minder op functieprofiel.

Een ander voordeel van het gebruik van een skillspaspoort is dat het gemakkelijk is om gegevens mee te nemen bij het werven van personeel in andere regio’s of wanneer expats naar ons land komen. Met een skillspaspoort kunnen werkgever en werknemer (of zzp’er) gegevens op een eenvoudige en eenduidige manier uitwisselen, waardoor het wervingsproces efficiënter wordt en het inhoudelijk gesprek beter kan verlopen.

Daarnaast kan het gebruik van een skillspaspoort ook helpen bij het inzetten van mensen met een arbeidsbeperking, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of statushouders. Het wordt voor deze groepen makkelijker om duidelijk te maken wat ze wél kunnen en wat hun leerbehoefte is. Zo vinden ze sneller werk dat bij hen past, een opleiding die nodig is om klaar te zijn voor werk en wordt er meer inclusiviteit in de arbeidsmarkt gecreëerd.

Maar als medewerkers al in je bedrijf werkzaam zijn, biedt een skillspaspoort ook voordelen. Zo kan het inzicht geven in het talent dat al aanwezig is binnen de organisatie en kan het helpen om de juiste persoon op de juiste plek te krijgen. Welke skills zijn aanwezig, welke missen en doet iedereen waar hij het beste in is? En dit inzicht maakt het mogelijk om gerichte scholing (zowel intern als bij een onderwijsaanbieder) in te zetten zodat effectief geïnvesteerd kan worden in de ontwikkeling van mensen. En dit inzicht stimuleert zowel werkgevers als werknemers te willen leren en ontwikkelen.

Ten slotte is er ook nog het platste argument: geld. De administratieve belasting van scholen, bedrijven, medewerkers en overheden zijn ontzettend hoog omdat gegevens oneindig vaak moeten worden gekopieerd, gecontroleerd en opnieuw verwerkt. KPMG heeft becijferd (https://kpmg.com/nl/nl/home/insights/2021/06/career-wallets-een-win-win-en-een-no-regret-move-voor-de-arbeidsmarkt.html) dat de HR-lasten flink kunnen dalen bij een succesvolle inzet van een skillspaspoort.

Kortom, alle reden om als UWV in dit middel te willen investeren. Doe dus mee met stichting BlockChange.EU en experimenteer en ontwikkel met ons een skillspaspoort voor iedereen.

Weg met diploma’s: skills!

2023 is het Europese ‘Year of skills’. Op de arbeidsmarkt, bij mbo’s en het hoger onderwijs gaat het hier al langer over. Op middelbare scholen niet, want wij zitten vast aan het archaïsche diploma. Willen we mensen echt beoordelen op wat ze kunnen, schaf dan het middelbareschooldiploma af!

Mensen worden met de huidige diploma’s teruggebracht tot zes smaken. Terwijl onder dat diploma een wereld aan verschillen schuilgaat. En we rekenen scholen er ook nog eens op af: slagingspercentages (hoeveelheid diploma’s), verschil in eindcijfers (‘niveau’ van het diploma), aantal zittenblijvers in onderbouw en bovenbouw (snelheid richting diploma) en schoolniveau in klas 3 ten opzichte van basisschooladvies (afwijking van route naar diploma).

Met een skillsgerichte aanpak kunnen scholen hun toegevoegde waarde beter laten zien. Nu wordt succes van scholen grotendeels bepaald door het startniveau van leerlingen: kunnen ze al veel bij binnenkomst, dan is goed scoren makkelijker. Meer ‘lastige gevallen’ maakt het moeilijker om een ‘goede’ school te worden. Focus op toegevoegde waarde maakt kwaliteit beoordelen eerlijker, laat andere scholen daar sneller van leren en helpt het onderwijs in Nederland sneller verbeteren.

Daarnaast wordt gesprek over het curriculum eenvoudiger. Met concrete skills kun je aan scholen duidelijker maken wat je als overheid vindt dat leerlingen moeten weten en kunnen. Op dit moment zijn het vooral de drie grote uitgeverijen die bepalen hoe we de doelen uit de examenprogramma’s moeten interpreteren. Zij maken er concrete leerdoelen en opdrachten van. Hoe helderder je de skills uitdrukt, hoe concreter het gesprek over wat je wil zien en hoe scherper de lijn tussen 70% verplicht curriculum en 30% eigen ruimte te trekken valt.

En het versterkt de gelijkwaardigheid tussen praktische en theoretische vaardigheden. Nu is een diploma een bewijs van sociale klasse. Omdat gymnasium op het hockeyveld beter bekt dan vmbo-kader. Maar welke vaardigheden zijn van waarde? Een gedicht van J.C. Bloem kunnen analyseren? Of een zonnepaneel kunnen aansluiten? Theoretisch kunnen uitleggen hoe aandeelhouderswaarde ontstaat? Of een succesvolle bakkerij kunnen opzetten?

Laten we ons dus richten op de waarde van onderwijs: dingen weten die je nog niet wist, dingen kunnen die je nog niet kon, vaardig zijn in zaken waar je angstvallig aan begon. Weg met het diploma: richt je op skills!

Wim Pelgrim
Docent Nederlands en directeur stichting BlockChange.EU

20 jaar lid van D66

20 jaar geleden werd ik lid van D66. Omdat ik een progressief-liberale partij zocht, omdat ik geloof in de sociaal-liberale maatschappij, omdat ik me graag wilde inzetten voor een betere wereld. In die 20 jaar heb ik al heel veel gedaan voor de partij. In De ultieme terugblik in 2018 schreef ik daar al uitgebreid over.

In die 20 jaar ben ik regelmatig trots, boos, ontevreden, blij en 100 andere emoties geweest over de partij. Soms doen we dingen heel goed, soms slaan we de plank flink mis. Maar ik blijf geloven in die sociaal-liberale toekomst die in 1966, maar ook vooral uit de 5 richtingwijzers (1, 2, 3 en 4 hier) zichtbaar werd.

Vol vertrouwen blijf ik dan ook lid, met alles wat er anders en beter moet, anders en beter kan en, daar vertrouw ik ook op, anders en beter wordt.

Toespraak aanbieding petitie

Hieronder vindt u een uitgebreide versie van de toespraak die ik op 29 november hield bij het aanbieden van de petitie LevenLangLeren.Petities.nl bij de vaste Kamercommissie voor Digitale Zaken in de Tweede Kamer.

Beste Kamerleden en andere aanwezigen,

Kayleigh is een leerling bij een praktijkschool. Ze is 18 jaar, heeft een IQ van 75, woont in een dorp nabij een middelgrote stad. Haar bijbaan bij de supermarkt in haar straat doet haar goed. Ze gaat nu de overstap maken van het voortgezet onderwijs naar vaste baan of beschutte werkplek: dat moet het gemeentelijk werkbedrijf met haar onderzoeken.


Marieke werkte als expat in Zuid-Korea. Zij is 37 jaar heeft in Delft en Oxford haar universitaire opleiding gedaan. Na een periode bij Samsung wil zij weer in Nederland komen wonen en werken. Haar man komt uit Japan en hun twee kinderen zijn in Zuid-Korea naar een internationale school gegaan. Marieke wil bij een toekomstige werkgever haar beroepsontwikkeling kunnen aantonen. Haar man moet zijn beroepsvaardigheid uit Japan en Zuid-Korea erkend zien te krijgen en zijn taalvaardigheid aantonen. Voor de kinderen moet een best passende school worden gezocht. Én, Marieke moet er rekening mee houden dat zij over een paar jaar misschien weer naar het buitenland vertrekt.


Aboud is een aantal jaar geleden gevlucht uit Syrië. Hij woont in een kamer, is in Syrië opgeleid tot fysiotherapeut en is aan het kijken hoe hij de Nederlandse arbeidsmarkt gaat betreden. In de avonduren werkt hij bij een lokale cafetaria om bezig te zijn én zijn sociale vaardigheden verder te ontwikkelen. Zijn Nederlandse taalvaardigheid is eindebasisschoolniveau en hij oefent wekelijks met een vrijwilliger van Vluchtelingenwerk. Door de oorlog die hij ontvluchtte heeft hij geen diploma’s om zijn vakvaardigheid te bewijzen. Het lukt het maar moeilijk om zijn kundigheid te laten zien aan mogelijke werkgevers.

Alle drie deze mensen zijn bezig zich hun leven lang te ontwikkelen.
Alle drie deze mensen willen graag een stap vooruit zetten.
Alle drie deze mensen staan op een breukvlak in hun leven.

Maar al deze mensen worden op dit moment gefrustreerd door digitale systemen waarin zij niet goed kunnen bewijzen wat ze kunnen. Digitale systemen waarin ze afhankelijk zijn een werkgever, een school of een overheidsinstantie. Of nog erger: meerdere tegelijk. Digitale systemen waarin ze moeten inloggen, overtypen, downloaden, uploaden en weer inloggen.

De wirwar aan systemen, inlogmethoden, dataopslag en werkwijzen maakt het voor mensen moeilijk om hun levenservaring met zich mee te nemen. Deze manier van werken kost de samenleving veel tijd, frustratie en geld. In twee cijfers uitgedrukt: de HR-kosten bij aanname van nieuw personeel zouden volgens KPMG-onderzoek met 40% omlaag kunnen. En begin 2022 waren er volgens het CBS 1,9 miljoen mensen die korter dan een jaar met hun baan waren gestart.

Laat dat even op u inwerken, 1,9 miljoen wisselingen in de arbeidsmarkt. En we kunnen bijna de helft van de frustratie, tijd en kosten reduceren. Als we het digitale landschap goed inrichten! En daarom staan wij vandaag hier voor uw commissie.

Bovendien spreekt het Coalitieakkoord over minimaliseren van data die gebruikt worden. En van betere regie op data door de eigenaar. Een meerderheid van uw Kamer steunt deze uitgangspunten. Maar al die uitgangspunten staan geduldig op papier en blijven op dit moment onbenut. Omdat de overheid de markt voor onderwijs en arbeidsmarkt de taak heeft gegeven om zichzelf digitaal te organiseren. Omdat de overheid geen verplichtingen wil opleggen aan aanbieders als het gaat om datagebruik en dataopslag. Omdat diverse bedrijven geld verdienen aan data ten koste van lerenden, scholen, bedrijven en overheden.

De ondertekenaars van deze petitie willen daarom regie van de overheid, van uw commissie en in uw opdracht van staatssecretaris Van Huffelen. En wat moet er dan gebeuren? We willen dat u aansluit bij de ontwikkelingen in Europa: bij de digitale identiteit waar de regering in 2023 al mee wil experimenteren. Verplicht bedrijven en organisaties ook deze inlogoptie aan te bieden. Zorg dat wij altijd onze gegevens kunnen meenemen. Zorg dat we niet afhankelijk zijn van het bedrijf, de school of big tech. We willen uiteindelijk één digitaal fundament voor een ‘leven lang leren’, één set afspraken en technieken waarmee we al ons leren en ontwikkelen mee kunnen nemen. Één digitale rugzak voor een leven lang leren.

En we willen dat daarbij gekeken wordt naar ideeën die er al zijn, zoals in ons White Paper, dat ik u bij deze petitie ook wil aanbieden. Zet hier geld en expertise voor in en kom met een strategie en investeringen. Zodat Kayleigh zich met een goedgevulde digitale rugzak kan melden bij een werkgever of beschutte werkplek. Zodat Marieke voor haar gezin eenvoudig de juiste plek in Nederland kan vinden. En zodat Aboud zijn diploma, taalontwikkeling en sociale integratie op één plek kan vinden en van daaruit kan delen. Zodat iedereen die op een breukvlak staat daar niet in het ravijn valt, maar de overheid aan zijn zijde vindt om de oversteek te maken.

Dank u wel!

Pedagogisch tact: mijn ervaring

In de eerste helft van 2022 heb ik het traject Pedagogisch Tact gevolgd van het Centrum voor Pedagogisch Contact van Marcel van Herpen. In deze blog zal ik schrijven over mijn ervaringen met dit traject.

Allereerst deel ik graag een video die onderdeel uitmaakte van het traject. Want je ontmoet niet alleen jezelf in zo’n traject, maar ook bijzondere voorbeelden. En leraar Toshiro Kanamori uit Japan is zo iemand. Je ziet niet alleen hoe een fantastische docent zijn werk doet, je ziet ook hoe het onderwijs er op andere plekken in de wereld uit ziet. En daar leer je van, zoals ik dat ook binnen de MIEE-community zie.

Maar in het traject ben ik ook naar mijn eigen lesgeven en begeleiden gaan kijken. Niet alleen door met mijn coachleerlingen van vorig jaar aan de slag te gaan, maar ook door terug te kijken naar bijzondere leerlingen uit het verleden. De aanleiding om bij mijn huidige leerlingen aan de slag te gaan, waren twee leerlingen in het bijzonder: één jongen die zo slim was, dat hij zich uit verveling ging misdragen in de les (ik noem hem verder Pascal).

Pascal haalde dat schooljaar alleen maar hoge cijfers: zevens waren de laagste punten op zijn lijst met hooguit tien minuten huiswerk per dag. En dat was opvallend, omdat hij in de onderbouw veel onvoldoendes haalde. Maar de grotere nadruk op inzicht in de bovenbouw van het vwo hielp Pascal juist. En de tijd die hij overhield in de les, gebruikte hij om te kletsen, te gamen of als hij werd aangesproken de leraar uit te dagen. Ik heb ook mijn aanvaring met hem gehad en (voor het eerst in jaren) een leerling verwijderd uit mijn les vanwege het ondermijnen van de grenzen in mijn les.

Met Pascal heb ik daarna meerdere gesprekken gehad. Die gingen niet meer over plannen en organiseren. Niet over de lesdoelen, maar over de vraag wat hij niet meer wilde. Ik stelde hem de vraag waar we mee gingen stoppen: lessen? Begeleiding? Flexlessen? Wat gingen we wegstrepen uit zijn rooster? En die vraag leidde tot verwarring. Deze vraag had hij nog nooit gehad. Hij móést toch naar school? Hij móést toch zijn rooster volgen? Hij móést toch minimaal acht flexuren inplannen per week? Het idee dat dat niet meer móést was totaal verwarrend.

Maar het veranderde de gesprekken van afhoudend en negatief, naar positief. Pascal ging op zoek naar activiteiten die hij kon gaan doen in plaats van sommige lessen: colleges volgen bij universiteiten, extra activiteiten die onze scholengroep aanbiedt. En hij kiest voor een activiteit die goed past bij zijn studiekeuze. Dat laatste is ook veranderd: hij is gaan nadenken over wat hij na school wil en heeft vol enthousiasme plannen gemaakt om in het buitenland te gaan studeren. En ineens zag ik een jongen die ergens voor gaat, iets tot op de bodem uitzoekt, die gemotiveerd is. Nu dit jaar nog afwachten of het blijft.

Waarom BlockChange vanuit waarden bezien de betere richting is

In mijn opinie is werken met een digitale datakluis, de toekomstige manier van werken waar stichting BlockChange heen wil, een veel beter uitgangspunt dan de huidige situatie. Het is een werkwijze die ook als het gaat om de waarden waar je vanuit redeneert beter voor het onderwijs. En dat wil ik in dit artikel laten zien aan de hand van de WaardenWijzer van Surf en Kennisnet.

Situatieschets

Maar voordat ik naar die WaardenWijzer ga, schets ik eerst een beeld van de huidige en de nieuwe situatie. Daarvoor gebruik ik de onderstaande twee figuren (figuur 1 en figuur 2). In figuur 1 een beeld van de huidige situatie waar het gaat om het leren en ontwikkelen in onze samenleving.

Er is een reële werkelijkheid in de vorm van een beroepspraktijk, school, opleiding of cursus. Er is een plek in de werkelijkheid waar wordt geleerd en waar mensen vaardigheden ontwikkelen. Maar die plek is vaak niet direct verbonden met andere werkelijkheden of slechts door toeval of op een erg contextgebonden manier.

Gegevens worden via een omzetting (beoordeling, rubric, schema) in een digitaal systeem opgenomen. En soms is dat systeem verbonden met een overkoepelend systeem. En soms voldoet zo’n systeem aan één of meer uitwisselingsstandaarden om verbonden te kunnen worden met andere systemen.

Samengevat zijn de kernelementen van deze manier van werken: verkokering, contextgebonden systemen en weinig gericht op samen, verbinding en uitwisseling.

Mijn beeld van de toekomst bestaat echter uit de situatie zoals geschetst in figuur 2. Een situatie die wel uitgaat van samen, verbinding en uitwisseling. Daarbij is er een reële werkelijkheid die via een taxonomie (zoals de Europese ESCO of het Nederlandse CompetentNL) verbonden is met andere contexten. Op die manier kunnen mensen ook buiten de context van de eigen beroepspraktijk, school of opleiding tonen welke vaardigheden ze bezitten en waar deze raken aan andere contexten.

Omdat je op die manier op een soortgelijke manier met elkaar in gesprek bent over de inhoud, kun je die inhoud ook erkennen en vastleggen in een credential: een certificaat, badge of diploma dat die werkelijkheid uitdrukt. En omdat taxonomieën werken op het kleiner niveau dan een diploma, kun je een rijkere schakering van de werkelijkheid vastleggen.

De uitreiking van die credential wordt vervolgens op blockchain, een onveranderbare database, vastgelegd. Zie het als digitale notaris die bewijs levert van zaken die in de werkelijkheid hebben plaatsgevonden. En op dat niveau gebeurt dat zonder dat privédata zijn te ontsluiten. Uiteindelijk wordt de credential die is vastgelegd gekoppeld aan een self-sovereign identity. Dat is een digitale identiteit waaraan meerdere digitale gegevens gekoppeld kunnen worden en die jij zelf beheert. Samen vormen die wat we een digitale kluis, datakluis of soms digitale rugzak noemen. Ten slotte vormt die datakluis een standaard: dé manier om gegevens vast te leggen binnen het hele veld van onderwijs, opleiding en human resources. Omdat het één standaard vormt, wordt het eenvoudig om aan te sluiten bij eventuele andere standaarden. Je hoeft niet voor elke context opnieuw een koppeling te ontwerpen wat uiteindelijk tot veel lagere kosten leidt. Sommige onderzoeken wijzen zelfs in de richting van 40 tot 50 procent.

De WaardenWijzer

De WaardenWijzer van Surf en Kennisnet is erop gericht dat mensen de dialoog aan kunnen gaan over digitalisering in het onderwijs. Dat gesprek kan dan gevoerd worden op basis van waarden en leveren op die manier een gezamenlijke taal. Ik ga de drie elementen, autonomie, rechtvaardigheid en menselijkheid, op volgorde af.

Autonomie

De nieuwe situatie verbetert in grote mate de autonomie van lerenden, studenten en scholen en bedrijven waarbinnen wordt geleerd. De student of lerende heeft veel meer keuzevrijheid. Gegevens meenemen van school naar onderwijsapplicatie naar andere werkgever wordt veel eenvoudiger. Je kunt dus eenvoudiger je eigen onderwijs kiezen of overstappen van werkgever, zonder veel waardevolle gegevens kwijt te raken. Ook ben je niet meer afhankelijk van het bedrijf of de school waar je bent aangesloten voor toegang tot je eigen gegevens.

Maar je persoonlijke levenssfeer is ook beter beschermd, omdat de nieuwe situatie is gebouwd vanuit het idee privacy first: het beschermen van privacy staat voorop. Je hebt je eigen datakluis waarin gegevens kunnen worden afgeschermd, zodat alleen jij bepaalt wie erbij mag en hoe lang. En je data is van jezelf, dus je kunt vergeten worden als je dat wilt. Net zoals dat was in de situatie dat alles op papier werd vastgelegd: vernietigd is vernietigd.

Maar het helpt dus ook onderwijsorganisaties in hun onafhankelijkheid. Net zoals de lerenden kunnen ook scholen eenvoudiger kiezen en overstappen. Ze kiezen hun middelen, maar zitten er niet aan vast, omdat de data op een bepaalde plaats in een bepaald format is opgeslagen. Je hoeft je als organisatie dus geen zorgen te maken over compatibiliteit. En datzelfde geldt dan dus ook voor de professionele autonomie van de docent/leraar: zonder zorgen over compatibiliteit, dataveiligheid of angst voor problemen bij het overstappen naar een ander systeem kan een docent keuzes maken voor het beste systeem voor zijn of haar context.

Voor bedrijven die software leveren wordt de service, de toegevoegde waarde voor het leren in de context uiteindelijk dus het belangrijkste element. En doordat data is gedecentraliseerd ligt er minder macht bij grotere partijen. De pluriformiteit van onderwijs is op dit moment al heel groot, maar deze blijft groot en wordt misschien zelfs groter, omdat onderwijsorganisaties zich niet hoeven te voegen naar de wijze waarop centrale systemen en organisaties het onderwijs en het leren voor hen inrichten.

Rechtvaardigheid

Op het gebied van rechtvaardigheid helpt het iedereen in dit veld doordat de integriteit van informatie sterk wordt vergroot. Je gaat werken met één werkelijkheid, omdat je put uit dezelfde databronnen, de data bij de leerling, student, lerende of werkende die zich verder wil ontwikkelenDe informatie, content, data en systemen zijn dus betrouwbaar en omdat je telkens uit dezelfde bron put hoeft informatie niet telkens gekopieerd te worden en op meerdere plekken opgeslagen. Dat draagt bij aan de duurzaamheid van het systeem. Bovendien wordt er veel minder informatie opgeslagen bij allerlei organisaties, zodat de informatievoorziening doelmatiger plaatsvindt: gegevens worden alleen toegankelijk gemaakt en gebruikt op het moment van het leren.

Daarnaast leg je samen informatie vast en is deze verifieerbaar en dat vergroot de transparantie van informatie en wanneer je met één fundament onder het systeem werkt en dat open source ontwikkeld, kun je de democratische controle op het systeem vergroten. Dit in tegenstelling tot de veelheid van partijen die nu keuzes maken over dataopslag en grote machtspartijen die op dit moment zonder democratische controle functioneren in dit veld. En omdat gegevens alleen toegankelijk worden gemaakt wanneer deze voor het leren direct nodig zijn, wordt informatie ook veel

Een andere bijdrage op rechtvaardigheidsvlak levert BlockChange doordat het de gelijkheid bevordert. Niet alleen de gelijke kansen doordat credentials op het niveau van vaardigheden of kleinere kenniseenheden mogelijk wordt. Je bouwt daardoor voort op wat je al kan, op waar jij staat, in plaats van jouw positie ten opzichte van het systeem (klas, jaarlaag, groep). Je komt dus minder snel in een hokje terecht waar je vervolgens weer uit moet breken. En omdat iedereen beschikt over zijn eigen data, kun je ook gelijker worden behandeld. Het is niet meer zo dat je alleen met een afgerond diploma verder komt, maar je kunt ook leren op andere plekken, vaardigheden op andere manieren bewijzen. En omdat het systeem ontwikkeld wordt met het veld, is de toegankelijkheid groot en leidt dit tot meer inclusiviteit: het systeem is eenduidiger (dus minder wennen), goed te begrijpen voor leerlingen in zowel praktijkonderwijs (leerlingen met een IQ van 50 tot 80) tot en met universiteit (Edubadges) en mensen die een zorgeloze schoolontwikkeling hebben doorgemaakt tussen 0 en 18 en mensen die op allerlei plaatsen hun leren fragmentarisch hebben opgebouwd.

Menselijkheid

Uiteindelijk maakt BlockChange het systeem menselijker. Het versterkt betekenisvol contact omdat je in de onderwijscontext het gesprek kunt voeren over de inhoud (wat is er geleerd) in plaats van over de cijfers of wat de gezamenlijke waarheid zou moeten worden. Het doet meer recht aan wat er echt gebeurd is met respect voor de lerende: zichtbaar wordt wat er echt is gebeurt en dat wordt aan de lerende overgedragen. Daardoor kunnen mensen zich veel meer richten op hun zelfontplooiing in plaats van op het cijfer, het gemiddelde of discussies over het systeem en versterkt dat de autonomie en dus ook het welzijn van lerenden.

Daarnaast is het systeem op maatschappelijk niveau veel veiliger omdat minder data op één plek ligt en het systeem dus ook minder gevoelig is voor datadiefstal. En het versterkt de sociale samenhang: iedereen kan zijn eigen ontwikkeling tonen aan anderen, iedereen wordt op gelijke wijze behandeld en het verschil tussen een praktisch opgeleid iemand die vooral in de beroepspraktijk heeft geleerd en iemand die zich theoretisch op wetenschappelijk vlak heeft ontwikkeld wordt op systeemniveau kleiner.

Data volgens Somtoday en Magister? Mijn reactie.

Onderwijspodcast.nl heeft een gesprek gevoerd met Somtoday en Magister over de rol van deze platforms in het onderwijs. Vanuit mijn ervaring met beide bedrijven en mijn ideeën over ontwikkeldata in de hele keten van 0 tot 88 enkele observaties uit dit gesprek met Heleen van der Laan (Magister) en Bert Thijs de Jong (Somtoday).

Wat lees je hieronder?

  • Magister en Somtoday zien scholen als eindgebruiker en eigenaar van de data. Maar zijn zij dat wel?
  • Beide bedrijven werken wel aan uitwisselingsstandaarden, maar vanuit welke visie doen ze dat? Blijft het systeem dan niet in stand? En moet de overheid daar niet een grotere rol pakken?
  • Zijn deze bedrijven niet bang voor de individuele gebruiker? Voor de leerling?
  • Hoe moet het dan wel: een gestandaardiseerde structuur voor de hele onderwijs- en arbeidsmarktketen. Decentraal en met de leerling als eindgebruiker.

Wie is de eindgebruiker?

Allereerst valt het mij op, met name in de gebruikte metaforen, dat beide bedrijven nooit spreken over de leerling. Het gaat in alles over de school als eigenaar en eindgebruiker van de data die de bedrijven beheren. Zo wordt door Somtoday gesproken over de stellingkast waar scholen hun data in bewaren. De school doet het kastje open en kan de data gebruiken. Een andere metafoor die Somtoday gebruikt is dat zij één kluis voor de data als basis gebruiken, als fundament waar flexibel applicaties op gebruikt kunnen worden. En Magister spreekt over de school als eigenaar van de data in alle gevallen. Magister verwerkt deze gegevens en geeft ze terug aan de eindgebruiker(!).

Maar is de school wel de eigenaar? Daarover zo meteen meer. Los van die fundamentele vraag, suggereren beide bedrijven dat ze geen marktmacht hebben, dat de school altijd aan het roer staat. Maar dat is natuurlijk niet waar. Om de metafoor van de stellingkast eens verder uit te pluizen: die stellingkast waar de school zijn data in kan opslaan en de leerlingen en ouders inzage hebben, staat wel in een zwaarbeveiligd pand beheerd door Magister of Somtoday. Om toegang te krijgen tot mijn data moet ik langs deze poortwachters. En voor die toegang wordt een flink bedrag gevraagd en bij Magister is daar de laatste weken ook stevige ophef over

Uitwisselingsstandaarden

Als je dan zou willen overstappen, is een uitwisselingsstandaard nodig en ook daarover wordt in de podcast gesproken. In Nederland is geen centrale standaard, zoals die er in de VS en het VK wel is. Beide bedrijven zitten aan divers overlegtafels, maar werken ook aan een eigen standaard. Somtoday is daar het meest expliciet in.

Maar wil je dat? Een standaard ontwikkeld door een marktpartij? Vergelijk het met Maersk dat in het containertransport een nieuwe standaard wilde neerzetten. Het was moeilijk om concurrenten te overtuigen gebruik te maken van een systeem gebouwd door de concurrent.

Het alternatief is samen organiseren en beide bedrijven zien dat als een hoger goed. Maar dat leidt tot overlegtafels, jarenlange gesprekken en weinig resultaat. Somtoday vraagt zelfs letterlijk om overheidssturing op dit punt.

Daarnaast is dit systeem gebouwd vanuit de wensen en problemen die een bedrijf als Somtoday heeft. Vanuit de instituties in de onderwijsketen dus. Daarmee is zo’n standaard dus niet gericht op het ontwrichten of veranderen van de markt, maar op de oplossingen voor de problemen van vandaag.

Angst voor het individu

De onderliggende problematiek lijkt de angst voor het individu, de angst voor de eindgebruiker. Waarom niet die ruwe data geven aan de leerling? Waarom is díé niet de eigenaar en eindgebruiker maar de school? Waarom moet de data er vooral op gericht zijn stuurinformatie te genereren voor scholen (Magister)? Of waarom op het beantwoorden van de juiste onderzoeksvragen, mede door de business intelligence medewerkers van Somtoday?

Magister stelt zelfs dat als je ad hoc ruwe data uit het systeem beschikbaar maakt, er zorgen over de continuïteit en stabiliteit van het systeem ontstaat. Omdat het individu dingen kan doen met het systeem die jij niet van te voren hebt bedacht. Omdat het individu zijn data kan meenemen uit jouw systeem. Maar waarom richten we dat niet in?

Wat dan wel?

We moeten toe naar een nieuwe architectuur. Waarbij de data verbonden zijn aan het individu. Op de eerste plek waar iemand het systeem binnenkomt worden gegevens vastgelegd. Vaak zal dat de gemeentelijke basisadministratie zijn, maar dat kan ook bij een bank of een register gebeuren. Dat wordt de startplek (digitale identiteit) waar iemands data is gekoppeld aan de echt wereld. En elke keer als er in een proces data worden gegenereerd, worden deze aan die digitale identiteit toegevoegd of ze worden verwijderd of gewijzigd. Zo kunnen organisaties zich richten op de processen waar ze goed in zijn, ontstaat een veiligere (GDPR-proof) omgeving en kunnen we via een servicelaag administratieve en ICT-lasten terugdringen.

Reactie op Scholenreis van D66

Als reactie op de Scholenreis van Jan Paternotte en Paul van Meenen, ben ik eens teruggegaan naar de vorige Onderwijsvisie van D66, gemaakt door het toenmalige Kenniscentrum. In 2008 ging een projectgroep daarmee aan de slag en in 2009 verscheen het rapport. Uit dat rapport heb ik de bulletpoints gehaald. En met die in de hand ga ik eens kijken naar de voorgestelde ideeën van nu. En om de conclusie vast te verklappen: de meer abstracte visie van toen en de meer concrete invulling van nu liggen behoorlijk in elkaars verlengde.

  • Ieder individu heeft recht op een minimumniveau van onderwijs dat zoveel mogelijk mensen in staat stelt zelfstandig en onafhankelijk hun leven in te richten.

De basisuitspraak die we in 2009 deden wordt in de nieuwe voorstellen goed concreet ingevuld: met een voorschool geef je iedereen ongeacht opvoeding dezelfde kans bij de start van zijn ontwikkeling en met een verlengde schooldag zet je dat door in het basisonderwijs. Ook met de uitspraken die worden gedaan over de inclusieve school, waar iedereen zijn plekje kan en mag vinden en ondersteuning dichtbij is. Zo zorgen we voor een fundering voor iedereen om zijn leven op te bouwen.

  • Mensen hebben verschillende talenten en capaciteiten en daarom moet er ruimte zijn voor maatwerk in opleidingstempo en -niveau.

Mijn ervaring is dat iedereen wel eens in zijn leven door het ijs zakt. De een wat vaker dan de ander, de een wat harder dan de ander. We doen nu net alsof er drie soorten leerlingen zijn (vmbo, havo, vwo) en als je dat niet kan is er praktijkschool en als je daar te slim voor bent krijg je hoogbegaafdenonderwijs. In de nieuwe concrete plannen komt maatwerk en ondersteuning op maat regelmatig terug: een prima uitwerking die misschien nog wel in de structuur wat aanvulling verdient. Gaan we nog toewerken naar een diploma? Of gaan we dat flexibeler inrichten? Ik ben benieuwd naar de ideeën van en vanuit D66 hierover.

  • De school is een belangrijke plek voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden.

Op het punt van socialisatie zie ik weinig terug. Paternotte en Van Meenen blijven uit het vaarwater van Curriculum.nu, maar ik ben wel benieuwd wat onze fractie daarvan gaat vinden. Hopelijk komen ze later in dit traject met uitspraken hierover.

  • Onderwijs draagt bij aan burgerschapsvorming en maakt leerlingen bewust van democratische normen en waarden.

Grappig genoeg zeiden wij dit 10 jaar geleden nog voor zaken als Trump, fakenews, social media en Brexit een rol speelden in het maatschappelijk debat. Het blijft geen vanzelfsprekendheid dat democratie en rechtstaat blijven bestaan; daar moet je aandacht aan blijven geven. Ook hier is de vraag wat D66 gaat vinden van de burgerschapsvorming binnen Curriculum.nu.

  • Het onderwijs mag niet misbruikt worden om utopische maatschappijveranderingen tot stand te brengen.

Ook hier zie je de laatste 10 jaar discussie over: islamitisch onderwijs en bijzondere onderwijskundige concepten staan ter discussie. Maar aan de andere kant vinden we ook dat artikel 23 een belangrijk liberaal idee is, dat je vertrouwen hebt in de docent, de ouder en de mens dat hij in onderling verband onderwijs kan organiseren. Ook de commissie Dijsselbloem sluit hierbij aan. Net zoals ik me afvroeg bij de democratische normen en waarden vraag ik me bij dit punt ook af wat D66 hiervan vindt. Het ontbreekt wat mij betreft in de nieuwe visie.

  • Standaardisering van curricula en eindtermen is zinvol zolang het als middel, niet als doel, wordt beschouwd.

Over Curriculum.nu is de afgelopen maanden heel veel gezegd. Langzaam wordt duidelijk dat er een programma gaat komen voor 70% van de lestijd. Die 70% moet duidelijk gevuld worden en (mede naar aanleiding van de podcast die ik erover maakte) de inhoud veel regelmatiger dan nu geactualiseerd. Op die manier ontstaat ruimte voor maatwerk: maatwerk in de klas omdat je 30% van je tijd eigen thema’s kunt inbrengen en maatwerk in het systeem, omdat je een snellere aanpassingscylcus hebt. En belangrijk voor elke docent: loslaten. Niet elk onderwerp móét en zál altijd onderdeel zijn van het basiscurriculum.

D66 kan strikt genomen nog niet veel op dit punt: het vervolgtraject van Curriculum.nu moet hier eerst inhoudelijke stappen in zetten.

  • Selectie mag niet onomkeerbaar zijn. Mensen moeten opleidingen kunnen stapelen, omwegen kunnen bewandelen of als laatbloeier ontluikende talenten kunnen ontwikkelen.

Dit onderdeel ontbreekt wat mij betreft nog wat te veel in de nieuwe onderwijsvisie van de partij. In de visie op maatwerk voor het voortgezet onderwijs zie je wel het een en ander, maar er kan nog zoveel meer. Het systeem wordt nog niet fundamenteel aangepakt en om met dit punt iets te kunnen, zul je naar een aantal essentiële onderdelen van ons onderwijsgebouw moeten kijken.

  • Maatwerk is nodig om mensen op de voor hen beste plek te krijgen.

Nou, dat zien we terug nu. Met terugwerkende kracht lijkt dit een ontzettend open deur, maar 12 jaar geleden was het woord maatwerk nog iets dat rondom zaken als de Sudburry school of Iederwijsscholen hing; het was nog geen mainstream.

  • Opleidingen bereiden voor op werk met hoofd, hart of handen, waarbij de nadruk ligt op respectievelijk cognitieve, sociale en ambachtelijke vaardigheden. Er is geen hiërarchie tussen de categorieën. Wel zijn er binnen die categorieën niveauverschillen.

Ook hier zie je dat we behoorlijk vooruitstrevend schreven in 2008/2009. De discussie over mbo’ers studenten noemen, ‘hoger’ en ‘lager’ opgeleid, het is in 2019 allemaal voorbij gekomen. Maar niet 10 tot 12 jaar terug. En wat mij betreft moet hier in het onderwijssysteem meer gebeuren en dus ook in de nieuwe onderwijsvisie van D66.

  • Een kerncurriculum en de leerplicht zijn noodzakelijk voor een minimumniveau van zelfredzaamheid op de arbeidsmarkt.

Dit punt is zojuist al besproken, dat zal ik niet nog een keer doen.

  • Het onderwijs moet een brede basis bieden aan leerlingen en studenten.

Ik zie in de verschillende punten twee botsende uitgangspunten: een brede basis en maatwerk tegelijk. Toch moet dat kunnen: brede basis in inhoud en toch ruimte voor verschillende manieren, accenten en eigen aanvullingen vanuit school of leerling. Die botsing, die heel goed past bij de richtingwijzers van D66, past dan ook goed bij de sociaal-liberalen.

  • Het ‘leven lang leren’ is in eerste instantie een individuele verantwoordelijkheid of de verantwoordelijkheid van werknemers en werkgevers onderling.

Een punt dat in de scholenreis en de nieuwe onderwijsvisie nog niet terugkomt, maar maatschappelijk wel behoorlijk veel aandacht krijgt. In onze visie (2009) legden we de verantwoordelijkheid hiervoor bij werkgevers en werknemers onderling, maar ik denk dat de overheid hier meer in moet gaan sturen. Dit gaat niet vanzelf gebeuren en hier moeten we mensen kansen en zekerheid bieden.

Kortom, de scholenreis en de onderwijsvisie liggen behoorlijk in lijn met wat we in 2008 hebben besproken en in 2009 publiceerden, maar de uitgangspunten zijn nog te smal. Zowel kwalificatie, als socialisatie als allocatie verdienen aandacht. Ga daar mee aan de slag Jan Paternotte en Paul van Meenen!