Twee rapporten over de blockchain in het onderwijs

Afgelopen week verschenen twee superinteressante onderzoeksrapporten over de toepassing van de blockchain in het onderwijs. SURFnet (ict- en netwerkorganisatie in het hoger onderwijs) en de Europese Unie hebben zich de vraag gesteld wat de blockchain kan betekenen in het onderwijs. Allereerst het mij meest tegenvallende rapport, dat van SURF.

Eén van de conclusies is helder, de blockchain is nog niet volwassen en ook niet dé oplossing. De auteurs schrijven echter:

Of anders gesteld, blockchain kan meer gezien worden als een mogelijk onderdeel van een oplossing, dan als ‘de’ oplossing.

Daar kan ik mij volledig in vinden. Waar ze de plank misslaan is de wijze waarop ze naar de techniek in relatie tot het onderwijs kijken. Er wordt erg uitgegaan van de status quo en daarvoor zijn inderdaad bestaande oplossingen voldoende of zelfs goed. Maar de transformerende eigenschappen van de blockchain, het anders naar de verhoudingen kijken in het onderwijsveld en de wijze waarop we met onderwijsresultaten omgaan wordt slechts zijdelings genoemd.

Om een vergelijking op te zetten die voortbouwt op de bekende (niet van Henry Ford afkomstige) quote; het is alsof je een paardenverzorger (SURF) begin 20e eeuw vraagt naar de impact van de auto. Het antwoord van SURF zou in die tijd zijn geweest dat het misschien handig kan zijn om voer naar zijn paard te rijden, maar dat zijn dagelijks werk er waarschijnlijk niet anders door zal worden…

Wat dit rapport in mijn ogen mist is het zicht op de horizon, het zicht is vooral gericht op de volgende drie stappen en die zullen niet groot zijn. Maar zonder ‘big picture’ ook geen ‘first step’. Grote transformaties hoeven we vanuit SURF helaas niet direct te verwachten, maar ook niet op de langere termijn, zo lijkt het.

En de EU?

De EU heeft een uitgebreidere studie gedaan. Op BCINED2017 presenteerde Andreia Inamorato dos Santos de concept-conclusies al en het rapport ziet er degelijk en weloverwogen uit. Processen op de blockchain (de techniek) en processen in het onderwijs, zoals certificering worden uit en te na beschreven en gekeken wordt waar links te leggen zijn. De kansen voor certificering via de blockchain zijn groot, maar er wordt uiteraard ook opgemerkt dat de techniek nog in de kinderschoenen staat. Of de ECTS als standaard nu zo logisch zijn, waag ik te betwijfelen, maar het is het enige dat op Europees niveau gestandaardiseerd is, dus dat kan dan ook als enige bestaande systeem gehanteerd worden door de onderzoekers.

Ook de scenario’s gaan een stuk breder dan SURF, waarbij met name scenario 4 mijn aandacht trekt:

Using a blockchain as a lifelong learning passport

Toewerken naar een verifieerbaar CV, dat je leerweg gedurende je leven vastlegt en onderwijs en arbeidsmarkt verbindt. Dat is waar ik van droom en waar we met stapjes naar toe kunnen werken.

Interessant leesvoer voor eenieder die wil nadenken over de infrastructuur die nodig is voor de toekomst van het onderwijs. Want als het onderwijs verandert, moeten we ook nadenken over de manier waarop we onszelf de ruimte geven en de tools in handen geven om dat onderwijs goed te kunnen geven.

Onderzoek Levende Talen naar verschil CE-SE

Infographic Levende Talen

Het is alweer bijna twee maanden geleden, maar Levende Talen heeft onderzoek gedaan onder talendocenten naar hun ervaringen rondom het verschil tussen CE en SE. De onderwijsinspectie stuurt namens de overheid op een zo klein mogelijk verschil tussen het CE- en SE-cijfer. Dat gebeurt op schoolniveau en vanuit de school op vakniveau en soms zelfs op docentniveau.

Nu roepen ik en mijn collega’s bij de talen al jaren dat deze indicator voor de talenvakken helemaal geen goede indicator is. Levende Talen brengt die kritiek nu samen in een goedverzorgd rapport: Effect van sturing op de discrepantie tussen de cijfers van het centraal examen en het schoolexamen bij talen.

Ik kan zelf een hoop woorden spenderen aan de kern van de kritiek, maar het persbericht van de vereniging is hierover helder:

Het verschil tussen de cijfers van het schoolexamen en het centraal examen in het voortgezet onderwijs mag niet te groot zijn. Onderzoek naar de effecten van de sturing op het verkleinen van dit verschil laat zien dat deze sturing vooral leidt tot nog meer ‘teaching to the test’. Leraren Nederlands en Moderne Vreemde Talen worden onder druk gezet om steeds meer aandacht te besteden aan de training van het centraal examen en dat bestaat uit leesvaardigheid, waardoor er steeds minder tijd en aandacht overblijft voor andere taalvaardigheden, zoals schrijven en spreken.
[…]
In dit licht is het niet verwonderlijk dat het hoger onderwijs klaagt over de taalbeheersing van instromende studenten: ze kunnen misschien wel steeds beter meerkeuzevragen beantwoorden bij cito-teksten, maar of ze een studietekst ook werkelijk begrijpen, of zelf een verslag kunnen schrijven, krijgt steeds minder aandacht in het voortgezet onderwijs.De belangrijkste aanbeveling uit het onderzoek, ondersteund door zowel leraren als experts, is om de sturing op het verschil tussen schoolexamencijfers en cijfers voor het centraal examen te beperken door te kijken naar landelijke verschillen per vak en door schoolbestuurders bij te scholen in de kwaliteitsborging van schoolexamens.
[…]

Een flyer met een interessante infographic is ook op de site van Levende Talen te vinden.