Willem van den Berg en Piet Couttenier, Alles is taal geworden

Beoordeling: 5 sterren

Na al die jaren waarin ik al lees in de reeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, ben ik toegekomen aan ‘mijn eigen’ negentiende eeuw. Ook dit deel is helder gestructureerd en de historische analyses zijn goed beargumenteerd, net als in Worm en donder en gelukkig weer veel beter dan in De weg naar het binnenland. Ik ben erg enthousiast over het boek, maar misschien ben ik bevooroordeeld.

Het is een goede keuze om noord en zuid te scheiden en ik heb dan ook veel geleerd over zuid. Doordat de schrijvers scherpere keuzes hebben gemaakt in wat uitgebreid moet worden besproken en welke hoogtepunten men wil presenteren, is dit ook voor een nieuweling op dit gebied prettig leesbaar. Maar dat geldt ook voor het noorden, waar ik al meer van weet. De auteurs hebben goede keuzes gemaakt en laten ook zaken weg.

De bekende canon krijgt veel aandacht, maar dat is geen probleem: het boek is voor een breed publiek bedoeld en dat publiek kan nu goed kennismaken met deze periode. Een echte aanrader dus voor iedereen.

En om nog wat dieper het boek in te duiken: hieronder bespreek ik de verschillende hoofdstukken in detail.

Hoofdstuk 2 heeft een heldere inleiding. Alles komt nog even voorbij en je ziet de auteurs een kapstok opzetten voor de delen erna. En zelfs voor een ervarener lezer over deze periode zat er zelfs al nieuwe informatie tussen. Vervolgens gaat men in het noorden in op de grote schrijvers van die tijd. De keuze hiervoor wordt goed uitgelegd (ze staan voor de stromingen in die tijd). En bij het zuiden komt de lastige taalsituatie weer naar voren en die wordt helder uiteengezet.

Hoofdstuk 3 start opnieuw met een goed overzicht van het tijdsgewricht. En het boek kent mooie details, zoals de verhalen over noorderlingen die naar het zuiden waren verhuisd, maar in de nieuwe omstandigheden vast kwamen te zitten. Wel kent dit hoofdstuk mijns inziens onevenredig veel aandacht voor Potgieter, waarbij er wat onnodige herhaling in de tekst komt te zitten. Mijn vraag bij het zuiden is waarom de verschillende dichters in Antwerpen niet los behandeld zijn. Dit deel lijkt minder eenheid te bevatten dan de titel suggereert. En in het zuiden krijgt Conscience te veel aandacht, met name één roman en zelfs na het lezen van het hele hoofdstuk is mij nog niet helemaal duidelijk waarom.

Het vierde en laatste hoofdstuk kent de kortste inleiding met een helder onderscheid Nederland-België. Het noorden bevat het bekende verhaal van de Tachtigers, maar toch ook veel interessante aanvullende informatie en haakjes om verder te willen onderzoeken. Het hoofdstuk heeft veel vaart en verdedigt uitgebreid de dominees. Is dat nodig en passend? Waarom ligt daar de nadruk op? In het zuiden staat één grote naam weer centraal, Guido Gezelle. Gelukkig wordt dit aangevuld met veel kleine onbekenden om het beeld compleet te maken, maar er lijkt wel veel minder te gebeuren in het noorden op dat moment. Hier is de roman interessanter dan de poëzie.