Mooie zinnenboek – Eliza Laurillard, Wel kinderlijk en niet

Hoewel dit gedichtje natuurlijk zeer moralistisch is en de boodschap vanuit een duidelijk christelijke grondslag wordt gebracht, zie je ook dat er in 150 jaar weinig verandert. Zoekt u een kind, zoals in de derde strofe beschreven, kijkt u dan naar My super sweet sixteen van MTV.

Als ik kind’ren t’huis zie komen
Van ’t partijtje, heel verheugd,
En ze in geestdrift hoor vertellen.
Met twee wangen, rood van vreugd,
Hoe ze prettig samen zongen,
En gedurig hand aan hand,
Vroolijk met elkander sprongen,
Achter d’ouden muzikant;
En ze lekker chocolade
Kregen bij hun krentenbrood,
En wat heerlijke genieting,
De “Chineesche schim” hun bood, –

Dan benijd ik de kunst’looze vreugde
Van hun nog onbedorven gemoed;
En ‘k zie blijde om hun hoofden een feestkrans
Als van bloemen vol hemelschen gloed.

Maar als ‘k van een kind moet hooren,
Dat het lang gewenschte feest
Eigenlijk niet veel beduid heeft,
En te eenvoudig is geweest;
Dat er nauwelijks drie verschenen
In een elegant toilet,
Dat de plaats der muzikanten
Niet met heesters was omzet;
Dat wel wijn er werd geschonken,
Maar alleen gewone wijn,
En wel ijs werd rondgegeven,
Maar niet eens met marasquin!

Dan beklaag ik die harten, zoo jeugdig,
En reeds zóó door de wereld mismaakt,
En ik gruw van de slang in hun bloemkrans,
En van ’t bijtend vergif, dat zij braakt.

Mooie zinnenboek – Koos Meinderts & Annette Fienieg, Als ik lees

Als ik lees
dan ben ik Jan en Alleman
en ook zijn zusje.
Krijg ik slaag
van Dronken Vader
en links en rechts een kusje

Als ik lees
dan ben ik mens en dier
en iets ertussenin.
Ben ik kikker, ben ik prins
en ben ik Kleine Zeemeermin.

Als ik lees
den ben ik ja en nee
en ben ik amen.
Ben ik met de hele wereld samen,
helemaal alleen.

Uit: Verdriet is drie sokken
van Koos Meinderts & Annette Fienieg

Mooie zinnenboek – Uit: Arthur Japin, De grote wereld

“Als hun kleren te ruim zitten brengen mensen ze bij mij. Ze betalen me om ze te vermaken: hun jassen, hun jurken, broeken, bustehouders, allemaal te groot. Of ik ze wil innemen, omzomen, ophalen. Waarom vragen ze mij dat? Ze zouden dat probleem zelf kunnen oplossen, gratis en voor niks, door veel en vet te eten, net zolang tot ze in de gewenste maat groeien, maar geen zinnig mens doet dat. Het is de omgekeerde wereld. Mijn klanten passen zich niet aan hun kleren aan. Natuurlijk niet. Zit hun iets niet lekker dan laten ze het mij omspelden naar hun eigen model. Wou jij het anders aanpakken? Goed, het leven zit jou niet gegoten. Het zit jou zo ruim, je zou er nog in verdwalen. Is dat een reden om aan jezelf te tornen? Als je mouwen te kort  zijn, hak je dan je handen af zodat je jasje beter zit? Ben jij besodemieterd? Snij het leven op maat, jongen! Is de wereld je te groot, vermaak hem!”

Uit: Arthur Japin, De grote wereld, p. 57

Mooie zinnenboek – Uit: Jan van Boendale, Lekenspiegel

“Wie op verstandige en rechtschapen wijze een stad wil regeren, moet twee zaken voor ogen houden. Ten eerste mag men het algemeen belang nooit uit het oog verliezen, wie er ook voor- of nadeel van mocht hebben. Want het algemeen belang is voor hoog en laag en daar is meer mee gemoeid dan met het welzijn van één mens. Wie deze regel wenst te overtreden, houdt niet van zijn stad en zou nooit ofte nimmer een bestuursfunctie moeten bekleden, want die zou hij ten eigen bate aanwenden waardoor de stad schade zou lijden.”

Uit: Jan van Boendale, Lekenspiegel, p. 63

Mooie zinnenboek – Uit: Harry Mulisch, Twee vrouwen

“Alles waar je je aandacht op richt, wordt onzichtbaar, onbereikbaar, dat is ten minste mijn ervaring. Je ziet de dingen pas werkelijk uit je ooghoeken, als je eigenlijk ergens anders mee bezig bent. Het is net of de werkelijkheid zich dan gepasseerd voelt, het niet neemt en zich aan je opdringt.”

Uit: Harry Mullisch, “Twee vrouwen”