Het is altijd interessant om primaire bronnen te lezen. Lezen over de Vorm-en-ventdiscussie is interessant, een bron lezen van een van de deelnemers in die discussie voegt écht wat toe aan je kennis én gevoel bij dat moment in de literatuurgeschiedenis. Demasqué der schoonheid maakt goed duidelijk hoe Menno ter Braak tegen de literatuur aankeek.
Het boek is zeer leesbaar, zelfs na 100 jaar, al zijn niet alle voorbeelden nog herkenbaar voor een moderne lezer. Iedereen met enige interesse in literatuurgeschiedenis zou dit boekje moeten lezen!
De bundel De beweging van vijftig is samengesteld door een aantal schrijvers uit die tijd. In 1972 kijken zij terug op de ontwikkelingen van ruim 20 jaar ervoor en dat levert een leerzame en leuke bundel op vol beeldmateriaal. Leuk om eens door te bladeren en interessant voor de liefhebber.
Mike Boddé schreef met een Pil een eerlijk boek over zijn depressie. Het boek is ondanks dat thema grappig en qua vormen heel divers: poëzie, proza, biografie, teksten van anderen, het is een rijk boek. Wel gebruikt Boddé de opsomming wel erg vaak als stijlfiguur. Soms gebeurt dat goed, maar vaak ook wel wat te veel en te lang. Het leest lekker, maar niet het bijzonderste boek ooit.
Het boek J.H. Schoolezing 2011 bevat meerdere teksten die allen gaan over het integratie- en migratiestandpunt van Frits Bolkenstein. Interessant om een keer te lezen, omdat ik deze visie en ontwikkeling alleen vanuit de tweede hand ken.
Wat mij opviel in de teksten is dat er duidelijk een bepaalde (conservatief-liberale) basis en een zeker wereldbeeld onder de visie van Bolkenstein ligt. Hij baseert zich daarbij op langlopende onderzoeken en diverse wetenschappelijke bronnen. Dat is totaal anders dan bij enkele van de populisten als Wilders en Baudet.
Doordat je het bij Bolkenstein ook over zijn uitgangspunten kunt hebben, kan ik ook vaststellen welke uitgangspunten ik totaal niet met hem deel. Ik kom dan ook op totaal andere visies uit rondom dit thema, maar met deze teksten is het wel inhoudelijker debatteren dan met holle frasen of simplistische oplossingen.
Maar de teksten lijken ook door de tijd ingehaald: de plek die mensen met een migratieachtergrond in onze samenleving innemen is totaal veranderd sinds de jaren ’90 en ’00: dat zie ik elke dag in mijn klassen op de Knip. De emancipatie en integratie is vele stappen verder.
De canon van het sociaal-liberalisme is een leuk boek dat mij een stuk historie biedt bij de andere boeken die ik al over D66 las, zoals Langs de afgrond en Tussen ideaal en illusie. Je krijgt een mooi beeld van de grote lijn in de ontwikkeling van het sociaal-liberalisme. De eindredactie heeft gezorgd voor een zeer leesbare stijl die goed is doorgetrokken in de volledige bundel, ondanks de grote lijst auteurs die heeft bijgedragen.
Het enige minpunt van deze bundel is het feit dat het een dwarsdoorsnede die geen compleet beeld geeft. Het zijn momenten uit de geschiedenis, een beetje zoals bij Nederlandse Literatuur: een geschiedenis. Het levert interessante lijnen op, maar het is geen complete geschiedenis.
De sluipende crisis is een zeer leesbaar boek. Het biedt vele inzichten en is goed onderbouwd. Kneyber en Zevenbergen nemen je als lezer in grote stappen mee door de de problematieken die spelen in het onderwijsveld in de afgelopen decennia. Het geeft mij een goede basis om te zien de dingen die ik zie gebeuren in mijn school(omgeving) en het onderwijs in brede zin ergens aan op te hangen.
Het is lang geleden dat ik een deel van de Nederlandse Literatuurgeschiedenis gelezen heb. Het krijgen van kinderen maakt dat je minder tijd hebt om je op dit soort dikke pillen te storten. Het helpt wel nu deze boeken als e-book worden aangeboden via DBNL. Het neemt toch een stuk makkelijker mee in de trein op weg naar mijn werk.
Ik vond dit deel zeer leesbaar en interessant. In 2003 maakte ik kennis met de achttiende eeuw via de onvolprezen André Hanou. Het is (en dat benoemt Worm en donder ook) een eeuw met een wat flets literair imago. En dit boek helpt wel behoorlijk goed om dat beeld te kantelen.
Een belangrijk deel daarin is de opbouw van het boek: de thematische opbouw en de compacte samenvattingen aan het einde de hoofdstukken maken het een prettig te lezen boek.
Het is mooi om te zien hoe de samenstellers van thema naar thema springen en je als lezer meenemen door de eeuw. En mijn beeld van de 18e eeuw is ook goed bijgesteld op een aantal punten. Zo ervaar ik Bilderdijk in de geschiedschrijving als een 19e-eeuwse schrijver, maar ik ontdekte door Worm en donder, dat Kinker ongeveer even oud was en die is voor mij duidelijk 18e-eeuws. Met die bril naar het werk van Bilderdijk kijkend, snap ik mijn reactie op zijn literatuur ook beter.
In de rest van deze recensie zal ik de verschillende hoofdstukken kort bespreken:
De inleiding geeft een goede uitleg over de opzet en inhoud van het boek. Het eerste hoofdstuk steekt (zoals meer delen uit de reeks) eerst algemeen in. Het geeft een mooie beeld van wat literatuurgeschiedenis is: het maakt je ervan bewust dat ook de literatuurgeschiedenisschrijving een concept is dat duidelijke grenzen en constructies kent. Ook de vraag wat literatuur is komt voorbij. De laatste paragraaf is leuk en leerzaam als je ziet welke rol politiek en jouralistiek hadden in de taalontwikkeling. Maar past dit bij een literatuurgeschiedenis? Ja, taalontwikkeling speelt ook een rol in de literatuur, maar het past wat mij betreft meer bij een taalkundeboek. 2 –> boekgeschiedenis zelf niet zo gehad in mijns tudie, dus interessant, ook in vorige delen al
Hoofdstuk 2 laat mooi zien dat kwantitatief onderzoek ook steeds meer deel van de humaniora wordt. Dat wordt in dit hoofdstuk mooi gecombineerd met het Panpoëticon, wat veel meer een concreet object is vol met anekdotes. Het werkt bijna als een canonvenster of de stukken in het Rijksmuseum. Ook het beeld en zelfbeeld van schrijfsters is een fijne paragraaf.
Hoofdstuk 3 is een leerzaam en contextrijk hoofdstuk waarin je als lezer in de tijdschriftenopgang, ontwikkeling van de verschillende genootschappen en de kritiekontwikkeling fijn wordt meegenomen. Er wordt op een prettige manier ingezoomd op concrete schrijvers als Wyerman en Van Swaanenburg, maar altijd in de grote lijn. Ik heb veel geleerd en mijn beeld is flink genuanceerd.
De laatste paragraaf van hoofdstuk 3 en de eerste van hoofdstuk 4 gaan beide over toneel: dat is wel wat lang. De rest van het boek is veel afwisselender van opzet. Toneel viel altijd een beetje buiten mijn blikveld en dat maakt de informatie wel leerzaam en interessant, maar er zit ook nogal wat herhaling in (is mijn gevoel in elk geval). Voor een naslagwerk fijn, bij ononderbroken lezing minder prettig.
De rest van het hoofdstuk is bijna even fijn als hoofdstuk 3: goed geschreven en erg leerzaam. Het heeft mij een veel gedetailleerder inzicht gegeven in de opkomst van de roman. Die ontwikkelingen gaan veel verder dan Sara Burgerhart, Cornelia Wildschut en wat andere romans die ik had gelezen. Zo is het sentimentalisme langs mij heen gegaan in het verleden en die kennis heb ik nu wel. Dat geldt ook voor mijn kennis van Van Alphen: ik ken Van Alphen uiteraard van zijn kinderpoëzie. Ik laat mijn leerlingen daar elk jaar een onderzoekje naar doen in vwo 5. Maar ik wist niet dat hij ook een groot poëzietheoreticus was. Een zeer interessant hoofdstuk.
Na hoofdstuk 3 en 4 wordt het langzaamaan wat minder. Hoofdstuk 5 gaat mij wat te lang door op een wat specialistisch onderdeel. Met name paragraaf 5.2 (Hofdichten) ging wat te diep wat mij betreft. Ook rondom de fysicotheologie gaat het wat diep en wordt de kernboodschap iets te vaak herhaald. Gelukkig wordt hoofdstuk 6 weer wat interessanter: egodocumenten en kinderliteratuur. Deze minder specialistische onderwerpen zijn sowieso wat toegankelijker, maar ook de vele mooie voorbeelden en de schrijfwijze maken dit hoofdstuk makkelijker verteerbaar.
Hoofdstuk 7 is misschien wel het interessantste hoofdstuk uit Worm en donder. Dat heeft voor mij met name te maken met de algemene lijnen door de eeuw heen die hier worden getrokken. Ik ben een generalist en houdt van de grote ontwikkelingen in de geschiedenis. ‘De ander’ in tijd en ruimte behelst o.a. het Imaginaire Reisverhaal, een genre dat mij altijd erg heeft aangesproken.
Daarna loopt het rap af met mijn enthousiasme voor dit boek. Specialistische items als het Bijbelse epos (8.1), Psalmberijming en daarna in hoofdstuk 9 de relatie tussen macht en literatuur staan te ver af van onze wereld om inhoudelijk interessant te blijven. Hoofdstuk 8 heeft daarbij wel de plus dat het goed leesbaar geschreven is en veel beeldender (o.a. het psalmenbrullen en de paalworm) dan hoofdstuk 9. Dat heb ik dan ook grotendeels overgeslagen: te specifiek, te gedetailleerd en het leest niet fijn.
Het slothoofdstuk hecht het boek mooi af: goede samenvatting van wat er gebeurde in de 18e eeuw en de grote lijnen in de ontwikkeling worden helder. Al met al een zeer mooi, rijk, leerzaam boek. Het overgrote deel is goed leesbaar en concreet en helpt je om een goed beeld te krijgen van deze toch best interessante eeuw.
Over Het water komt schrijf ik deze keer niet echt een recensie. Het is een mooie oproep, passend in de traditie van De Correspondent en andere boeken van Bregman qua opzet. Een pamflet dat iedereen zou moeten lezen. Download het dan ook hier.
Ik ben al enkele jaren lid van de Correspondent en vaak vind ik de artikelen interessant, de houding soms pedant en arrogant, maar bij vlagen is men briljant. Rutger Bregman was dat allemaal in het filmpje van Davos 2019, maar in het laatste boek is hij eigenlijk alleen maar briljant.
De meeste mensen deugen is één van de beste boeken die ik in járen heb gelezen. Dat zou deels kunnen komen, omdat het mijn beeld van de wereld bevestigt; dat vinden mensen natuurlijk sowieso heel fijn om te lezen. Maar ik ga mijn vijf sterren niet alleen wijten aan de confirmation bias.
Het sluit ook aan bij ontwikkelingen die er elders te zien zijn, bij voorbeelden nog los van de voorbeelden uit het boek. Zo kreeg ik enkele jaren geleden een workshop over het School Wide Positive Behavior System: SWPBS. Daarin wordt aangegeven dat je als docent nu heel veel tijd besteedt aan negatief gedrag. Maar als je goed gaat kijken werkt 80% van de leerlingen ‘gewoon’ mee in de klas, 15% heeft een zetje nodig en die laatste 5% kost veel extra aandacht en energie. Terwijl die 5% nu vaak 80% van je beeld en aandacht vraagt.
De meeste mensen deugen leest bovendien heel snel, er worden gave (en bekende) onderzoeken besproken waarbij zowel het onderzoek als de weerleggingen uitgebreid aandacht krijgen. Ook de voorbeelden in de latere hoofdstukken zetten je wereldbeeld op een mooie manier in een ander perspectief. Het ultieme omdenkboek dat iedereen zou moeten lezen!
Ik heb Pedro de Bruykere een aantal keer gezien in de afgelopen jaren en hij is een leuke spreker. En iemand die onderwijstheorie combineert met de onderwijspraktijk. En dat is in Klaskit mooi samengekomen. Een boek met een stevige wetenschappelijke basis. Veel daarvan weet je al of merk je ook in je dagelijkse lesgeven, maar het is fijn dat zo compact bij elkaar te hebben. Het geeft fundament voor de manier waarop je elke dag de klas weer in kan. Leuk boek!