De katholieke kerk en @pontifex

Sinds ik zelf de kerk verliet in 2006, heb ik nooit de katholieke kerk ‘gebasht’, zoals types als Ehsan Jami dat wel met hun voormalige geloof hebben gedaan. Ik gun ieder zijn geloof en ik heb daarin míjn keuze gemaakt om als humanist/pantheïst mijn leven in te richten.

Waarom dan dit bericht? Irritatie. De nieuwsberichten rondom paus Benedictus, die mij zeer tegen de borst stuiten, stapelen zich de laatste week aardig op: abortus, euthenasie en het homohuwelijk zijn een gevaar voor de vrede, de paus heeft de zegen gegeven aan één van de ontwerpers van de anti-homowetgeving in Uganda en de homo’s vernietigen de essentie van het menselijk wezen:

Op dat soort momenten ben ik blij dat deze man niet meer namens mij spreekt. Bovendien vraag ik mij af wat de katholieke kerk wil bereiken. Op deze manier sluit je de kern van je aanhang verder in, maar stoot je heel veel anderen die je ‘de blijde boodschap‘ wil brengen van je af.

Bovendien druipt de hypocrisie van deze boodschap er vanaf: monogame getrouwde homoseksuelen die een gezin stichten zijn een gevaar voor de wereldvrede, maar katholieke priesters die binnen instellingen jonge kinderen misbruiken worden ‘herplaatst’ of het probleem wordt ‘doodgezwegen’. Ieder zijn geloof, ieder zijn visie op de mensheid, maar dit soort berichten bevestigen mij in mijn overtuiging dat de katholieke kerk mijn kerk zeker niet meer is.

Onmoog’lijk Vers: Eliza Laurillard

Binnenkort is de 10e editie van Onbederf’lijk Vers in Nijmegen. Op hun site heb ik een bijdrage mogen leveren in de categorie Onmoog’lijk Vers. Daarin antwoord op de vraag welke overleden dichter je nog eens op Onbederf’lijk Vers had willen zien. Mijn voorstel: Eliza Laurillard (1830-1908).

Voor mij zou het geweldig zijn als Eliza Laurillard op Onbederf’lijk Vers had kunnen staan. Deze negentiende-eeuwse dichter, dominee, schrijver, samensteller van scheurkalenders, amateurwetenschapper en vader van een gezin was een typische dominee-dichter en genoot grote bekendheid in Nederland. De Rutger Kopland, Joost Zwagerman of Anna Enquist van zijn tijd.

Hij zou zeker naar Nijmegen gekomen zijn voor een voordracht: hij reisde vanuit de gemeente waar hij predikant was heel Nederland door en hield zelf ook uitgebreid bij waar hij geweest was. Van kleine dorpen tot grotere steden: hij kwam overal.

Bovendien was het een begenadigd spreker die zelfs Vincent van Gogh wist te bekoren:
Ds Laurillard hoorde ik driemaal, die zou U ook bevallen, want Hij schildert als het ware, en zijn werk is te gelijk hooge en edele kunst, Hij heeft het gevoel van een kunstenaar in den waren zin van het woord, zoo als een Anderssen dat had als hij b.v. (Brief van Vincent van Gogh aan Theo van Gogh. Amsterdam, maandag 9 juli 1877)

Uit het (naar eigen zeggen) 1769 gedichten tellende oeuvre, verschenen in bundels als Heidebloei, Sprokkelhout of Uit ’s levens ernst en kluchten zou hij vast een mooie selectie hebben kunnen samenstellen. Zijn ‘evergreen’, Een gedicht dat als een nachtkaars uitgaat, die zelfs in de jaren ’70 van de 20e eeuw nog in verzamelbundels werd opgenomen, zou er zeker bij zijn geweest.

Waarom fictie goed voor je is

Al tijden geleden heb ik het artikel Why fiction is good for you in mijn ‘nog te lezen’-mapje gezet, omdat ik er toen geen tijd voor had. Het is een goedgeschreven, bondig artikel waarin diverse onderzoeken worden besproken waaruit blijkt wat het nut is en wat de positieve effecten zijn van het lezen van fictie.

De vraag naar het nut van het lezen van fictie (maar dit onderzoek geldt ook voor film, theater, tv en andere vormen van fictie) wordt door leerlingen en mensen die een bèta- of gammastudie volgen namelijk vaak gesteld. Wat heb je er nu aan om boeken en poëzie te lezen?

Allereerst blijkt dat mensen door fictie sneller overtuigd kunnen worden van een standpunt dan door het gebruik van non-fictie. We lezen minder sceptisch en staan meer open voor nieuwe informatie. Bovendien worden we empatischer van het lezen van fictie en gedragen mensen die veel fictie tot zich nemen zich socialer. Het helpt ook de samenleving doordat mensen ervan uitgaan dat het goede het slecht overwint; met andere woorden: we geloven sterker in rechtvaardigheid.

In het verleden is vaak beweerd dat fictie gevaarlijk is voor de mens en de samenleving. Dit artikel geeft mensen die dit standpunt huldigen gelijk:

So those who are concerned about the messages in fiction — whether they are conservative or progressive — have a point. Fiction is dangerous because it has the power to modify the principles of individuals and whole societies.

Mijn voorkeur voor het Kieskompas

Van alle Stemwijzers, Stementrackers, Kieswijzers en andere stemhulpen, blijf ik het Kieskompas toch het beste hulpmiddel vinden. Het grote voordeel van het Kieskompas is dat je niet één antwoord krijgt, maar een beeld van waar je staat. Zo kwam er bij mij bij de Stemwijzer GroenLinks uit op basis van één stelling verschil met D66 op nummer twee.

Uiteindelijk gaat het niet om één of twee concrete voorstellen, maar gaat politiek om de richting waarin je wil als land. Wil je progressief links of conservatief links? Wil je progressief rechts of conservatief rechts? Al die concrete voorstellen zijn mooi, maar niets meer waard als de omstandigheden veranderen (zie hoe het CDA opereert).

Mijn grafiek ziet er als volgt uit:

Kieskompas

ietsje linkser dan D66, maar mijn keuze staat vast: progressief, vrijzinnig en sociaal-liberaal gaat het zijn op 12 september!

 

Topicc – (niet gepubliceerd)

Kleine docentjes

Als mentor van een brugklas ben je in de eerste periode vooral druk met het laten wennen van leerlingen aan de nieuwe schoolomgeving. Leerlingen groeien daardoor ontzettend hard: de eerste keer iets doen is soms eng, maar als je het eenmaal hebt gedaan wen je er snel aan en binnen de kortste keren voel je je thuis.

Eigenlijk geldt hetzelfde voor nieuwe docenten. Toen ik een paar jaar geleden begon te werken op het Canisius College moest ik ook veel zaken voor het eerst doen: toetsen maken, mondelinge betogen beoordelen en examens nakijken. Bovendien ben je nog sterk op zoek naar je rol: wat voor soort docent wil je graag zijn? Met die achtergrond keek ik dus op van de manier waarop mijn brugklasleerlingen tijdens de projectdagen hun rol als ‘workshopleider’ vervulenden op basisschool Het talent.

Met de brugklassen bezoeken we al jaren basisschool Het Talent in Lent. De leerlingen van het Canisius College bereiden een workshop voor over een thema en gaan samen met de leerlingen van Het Talent aan de slag om iets in te studeren, te knutselen of te bouwen. Daarnaast lopen ze een ochtend mee met de leerlingen van Het Talent om te zien hoe er op die basisschool gewerkt wordt.

Met mijn mentorklas, 1D, waren wij te gast bij unit Groen, groep 1/2 en 3/4. De leerlingen van groep 3/4 gingen na het voorstelrondje aan de slag met leeswerk en de kleuters verdeelden zich over de zandtafel, de poppenhoek, kralenplank, bouwhoek en LEGO. Daarna werd gestart met de workshops. Bijna direct wisten de leerlingen van het CC de 4- tot 8-jarigen te instrueren en te ondersteunen bij het uitvoeren van de workshop.

Ikzelf liep rond tussen mijn mentorleerlingen en ging, net als de andere brugklasmentoren, rondkijken in de andere units. Bijna anderhalf uur werd er gewerkt aan tekeningen, knutselwerken en liedjes. De mentoren hoefden maar weinig te doen: de leerlingen namen de rol van docent volledig op zich. Vanaf twee uur ’s middags presenteerden de leerlingen hun werk voor ouders en medeleerlingen. Prachtige resultaten werden in optochten aan iedereen getoond.

Leerlingen van 13 jaar wennen snel, zo blijkt, en zitten blijkbaar mooi in het midden: ze kunnen nog makkelijk mee de poppenhoek of LEGO-doos induiken, maar zijn ook al zo volwassen dat ze zich kunnen gedragen als kleine docentjes. De bedenkers van het spreekwoord “Te groot voor het servet, maar te klein voor het tafellaken” hebben ongelijk gehad. 13-jarigen zijn precies groot genoeg om met beiden te kunnen omgaan.


Topicc – 15 maart 2011

Ode aan 5HB

Elke week kijk ik weer uit naar (of op tegen) de dinsdag. Niet dat mijn rooster er zo zwaar uit ziet: 1e uur vrij, 2 lessen, 1 studieles, 2 k-uren, 1 vervangingsles en een vergadering. Makkelijk dagje toch… Nou nee. De twee lessen die ik moet geven zijn allebei aan 5HB: het 2e en het 4euur. Als je die klas binnenkomt is het echter alsof je een andere wereld instapt en je komt er dodelijk vermoeid weer uit.

Neem nu deze dinsdag. Na een beetje uitslapen (zeven uur in plaats van half zeven, maar toch), een snel ontbijt en een sprintje naar de trein van 8:14 van ‘s-Hertogenbosch naar Nijmegen kom ik om 9 uur op school aan. Een kopje thee, praatje met mijn collega’s en nog 20 minuten opladen, want om 9:20 uur gaat het beginnen. De dinsdag!

Als om 9:20 5HB binnen komt vallen in lokaal H03 (stoelen en tafels schuiven alle kanten op, papiermand ligt achter in het lokaal en diverse mensen schreeuwen elkaar in de oren alsof ik een doofstommeninstituut ben binnengelopen), vraag ik me direct af: “Deze mensen waren toch zo’n 16 tot 18 jaar oud?” Gelukkig houden vandaag diverse leerlingen een boekpresentatie: daar zullen ze wel naar luisteren. Voor elkaar hebben zulke kinders toch meer respect dan voor de gemiddelde docent. Toch weten ze niet de concentratie op te brengen om 5 minuten te luisteren naar andermans aanprijzing van een boek. Alleen wanneer iemand een emotionele passage voorleest, zoals de sterfscène in Komt een vrouw bij de dokter is het even helemaal stil en hangen ze aan de lippen van hun klasgenoot. “Er zit toch gevoel in ze, de schatten” gaat het door mij heen.

Wanneer iemand anders echter een fragment voorleest waar de naam “Merel” in voorbij komt, moeten vijf jongens alsof ze bij NEC op de tribune zitten “MEREL! MEREL!” gaan roepen. Waarom weet niemand, maar het gebeurt. Ik kijk ernaar en verbaas me erover dat ik me er al niet meer over verbaas.

Na vier presentaties zit dit deel van de les erop. Nu verder met mijn uitleg over poëzieanalyse. De overgang naar de uitleg over het metrum kon niet groter zijn: twee jongens pakken elkaars etui en tas af en roepen om het hardst om hun gelijk, vier leerlingen roepen in mijn richting dat ze hun boeken kwijt zijn, Bob snapt er helemaal niets van en Charlotte moest nog even een sms verzenden. Het lijkt wel een kleuterklas, vooral wanneer ik de ruzie over het etui mag beslechten. Ik was toch ingehuurd om mijn vakkennis van de Nederlandse taal en literatuur, niet vanwege mijn kwaliteiten als kleuterleidster?

Na de twee uren 5HB (ja er zat een uur tussen, maar het lijkt of ik de hele ochtend aan hen heb lesgegeven) is mijn dag pas half voorbij. Ik ga vermoeid een vergadermiddag in en kom om 18:15 uitgeput in huis. Mijn vriendin vraagt hoe mijn dag was. “Het was wel een leuke dag. En eigenlijk is 5HB best een erg leuke klas.”