Mooie zinnenboek – Uit: Frits van Oostrom, Wereld in woorden

Een mooie omschrijving van (een deel van) mijn vak:

Voor de literatuurhistoricus is het […] bovenal de kunst om recht te doen aan wat de teksten bindt én onderscheidt. Op de kruising daarvan bevindt zich immers het archimedische punt* van de literatuurgeschiedenis.

Uit: Frits van Oostrom, Wereld in woorden, p. 49

*Een steunpunt vanwaar men alles in beweging kan zetten en herbekijken (uit: Stefan van den Bossche, Jan van Nijlen: biografie, p. 368)

Mooie zinnenboek – Uit: Voltaire, Candide of het optimisme

Minister-president Balkenende sprak in 2006 over de Nederlandse VOC-mentaliteit. Hij kreeg op die opmerking ontzettend veel kritiek. Voltaire beschrijft in zijn Candide in 1759 al hoe de Nederlanders met hun ‘handelswaar’ omgingen:

‘Ja, mijnheer,’ zei de neger. ‘Dat is hier de gewoonte. Al wat wij aan kleren krijgen is twee keer per jaar een linnen onderbroek. Als we in de suikerfabriek werken en onze vinger in de moelen komt, hakken ze onze hand af; als wij willen weglopen, dan hakken ze ons been eraf. Dat is me allebei overkomen. Tegen die prijs eten jullie suiker in Europa. En toch, toen mijn moeder mij op de kust van Guinee voor tien Patagonsiche daalders verkocht, zei ze tegen mij:

“Lieve jongen, houd onze fetisjen in ere en bid altijd tot hen, ze zullen je een gelukkig leven schenken. Je hebt de eer slaaf te worden van onze blanke meester, en je maakt er je vader en je moeder gelukkig mee.” Ach of ik hén gelukkig heb gemaakt, weet ik niet, maar mij hebben ze dat in elk geval niet. De honden, de apen en de papegaaien zijn er duizend keer beter aan toe dan wij. De Hollandse predikanten die mij hebben bekeerd, zeggen elke zondag tegen me dat we allemaal – blank of zwart – kinderen van Adam zijn. Ik ben geen genealoog, maar als die predikanten de waarheid spreken, zijn wij allemaal achterneven van elkaar. Nou, u zult toch moeten toegeven dat je gewoon niet gemener met je familie kunt omgaan.’

Uit: Voltaire, Candide of het optimisme, p. 69.

Mooie zinnenboek – Uit: Simon Vinkenoog, Zolang te water

Simon VinkenoogSimon Vinkenoogs proza leest bij vlagen als poëzie. Zo ook zijn eerste roman, Zolang te water. Hieronder een prachtig fragment.

Wat wij terugvinden heeft geen naam geen vorm geen inhoud. Er zijn geen tegenstellingen meer noch in elkaar overvloeiende kleuren.
Portretten zijn in hun lijsten opgelost, schilderijen verbleekten en landschappen waren fata morganaas.
Deuren vallen uit zichzelf dicht, het ene grote hart houdt op te kloppen, de wind is gaan liggen en de duisternis is niet meer te achterhalen.
Voorwerploos draait de aarde verder en vervolgt haar voorgeschreven loop.
Er is niets meer te zeggen, in geen enkele taal.
Geen gebaar meer dat voor zichzelf spreekt, geen blik boekdelen verstandhouding knipoog of stilzwijgende overeenkomst.
Weg en weg als levenloze nee dode nee onbestaande misschien geuren die verwaaien in de koelte die de enige beweging is.
Elk woord te veel, elke stilte geladen, elk werk onvoleindigd en alles voor niets ja. Of voor niets.

Uit: Simon Vinkenoog, Zolang te water (p. 87)

Mooie zinnenboek – Uit: Johan Wolfgang von Goethe, Faust

Johann Wolfgang von GoetheIn het onderstaande citaat meende ik mezelf wel te herkennen.

Wat heden niet gebeurt, is morgen niet gedaan,
zorg dat geen dag verloren gaat:
neem de gelegenheid te baat
en smeed het ijzer als het heet is,
rust niet voordat het werk gereed is,
zo dwingt met zich tot resultaat.

Uit: Johan Wolfgang von Goethe, Faust, rgl. 225-230

Mooie zinnenboek – Uit: Theo Thijssen, De gelukkige klas

Theo ThijssenEr is weinig veranderd in onderwijsland in de laatste 100 jaar, zo laat Theo Thijssen zien in De gelukkige klas:

“Maar ik vind het toch een geluk dat ons onderwijs niet afhangt van zulke controle. Stle je voor dat we geen ándere reden hadden om met onze klassen te doen wát we doen – geen ándere reden dan dat we ’t in een schrift moeten zetten…
Wat hebben onze kinderen aan ons werk dat op papier staat? Op papier kan álles – op papier ga je desnoods in de vakantie gemoedelijk door met de les…, op papier kun je verslag doen van nooit gegeven onderwijs. Maar onze kinderen zullen ’t moeten hebben van het wél gegeven onderwijs.”

Uit: Theo Thijssen, De gelukkige klas, p. 81

Mooie zinnenboek – Jan Terlouw, De derde kamer

Een uitspraak die in 1978 (met een knipoog) waarheid sprak, maar ook nu zeker nog zeggingskracht heeft (met dezelfde knipoog):

[…], die allebei professor zijn in iets geleerds, een bewering die vroeger een pleonasme was, maar tegenwoordig verdedigbaar is.

Uit: Jan Terlouw, “De derde kamer”