Over Wim Pelgrim

Vader van Noor en Daan | man van Jessie | docent Nederlands | skillspasport | eIDAS 2.0 | MIEExpert | podcast | D66 | 4daagse

Menno Wigman, “Zwart als kaviaar”

 Beoordeling:5 sterren

Sinds ik Menno Wigman op de studentenfinale van Onbederf’lijk Vers heb zien voordragen ben ik fan van deze man. Hij schrijft mooie gedichten, inderdaad ‘romantisch en robuust’, zoals de flaptekst vermeldt. Met name het gedicht Leerplicht vind ik erg mooi en herkenbaar. Iedereen móét gewoon een bundel van Wigman in de kast hebben staan en eens in de zoveel tijd weer even op het nachtkastje leggen om van te genieten voor het slapengaan.

Nijmegenonline.nl – 13 februari 2008

D66 – Valentijnstaart concierges De Hazesprong
Bron: nijmegenonline.nl [bericht niet langer online]

d66-2008-02-14-taart-concierges-500.jpg

Nijmegen, 13 februari 2008

D66 Nijmegen verrast conciërges met taart

Woensdagmiddag 13 februari bezochten fractievoorzitter Duco Bodewes en fractievolger Wim Pelgrim van D66 Nijmegen basisschool De Hazesprong om de jaarlijkse valentijnsdagtaart uit te delen. De conciërges, die van niets wisten, werden door alle leerlingen van de school in een erehaag opgewacht, waarna Duco Bodewes onder luidt gejuich de heerlijke taart uitreikte.

Afgelopen maand kon iedereen in Nijmegen conciërges nomineren. Wim Pelgrim van D66 Nijmegen: ‘We zijn overstelpt met reacties, vooral van leerlingen maar ook van docenten en ouders. Geweldig dat het zo leeft! Een school kan geen goed onderwijs bieden zonder de ondersteuning van een goede conciërge’.

Wim Pelgrim van D66 Nijmegen over het winnende conciërgeduo: ‘Henny en Rob staan altijd voor iedereen klaar. Ze doen veel onzichtbaar werk en zijn nergens te beroerd voor. En ze werken fantastisch met elkaar samen, het is voor iedereen die op de Hazesprong leert en werkt een onafscheidelijk duo’.

De voorgaande Valentijnsdagtaarten gingen naar de Lindenberg en het Steigertheater (2007), de bewoners van Lent die zich bezighouden met verkeersplannen (2006), Doornroosje (2005) en docenten op het ROC (2004).

Nijmegenonline.nl – 12 februari 2008

Bron:http://www.nijmegenonline.nl/nieuws/valentijnstaart-voor-beste-concierges-in-nijmegen/

D66: Valentijnstaart voor beste conciërges in Nijmegen

Ieder jaar deelt D66 Nijmegen op Valentijnsdag een valentijnstaart uit aan een instelling of organisatie die zij een hart onder de riem wil steken of een warm hart toedraagt. Dit jaar gaat de taart naar de beste conciërge van Nijmegen: het duo Henny van Dreumel en Rob Ouwerkerk van basisschool de Hazesprong.

Afgelopen maand kon iedereen in Nijmegen conciërges nomineren. Wim Pelgrim van D66 Nijmegen: ‘We zijn overstelpt met reacties, vooral van leerlingen maar ook van docenten en ouders. Geweldig dat het zo leeft! Een school kan geen goed onderwijs bieden zonder de ondersteuning van een goede conciërge’.

Er kwamen ruim honderdvijftig reacties binnen. In totaal zijn negentien conciërges van zeventien verschillende scholen genomineerd. Leerlingen, docenten, directeuren en ook ouders hebben de jury ervan proberen te overtuigen dat hun conciërge de beste was. Vele lovende woorden en complete kunstwerken zijn door de jury bekeken. Na rijp beraad heeft de jury, bestaande uit leden van D66 Nijmegen met wortels in het onderwijs, de winnaars bepaald: het duo Henny van Dreumel en Rob Ouwerkerk van basisschool de Hazesprong.

Wim Pelgrim van D66 Nijmegen over het winnende conciërgeduo: ‘Henny en Rob staan altijd voor iedereen klaar. Ze doen veel onzichtbaar werk en zijn nergens te beroerd voor. En ze werken fantastisch met elkaar samen, het is voor iedereen die op de Hazesprong leert en werkt een onafscheidelijk duo’.

Woensdag 13 februari om 12.45 uur bezoeken fractievoorzitter Duco Bodewes en Wim Pelgrim van D66 Nijmegen de Hazesprong om de taart persoonlijk aan het winnende conciërgeduo overhandigen. Alle andere genomineerde conciërges krijgen een mooie valentijnskaart.

De voorgaande Valentijnsdagtaarten gingen naar de Lindenberg en het Steigertheater (2007), de bewoners van Lent die zich bezighouden met verkeersplannen (2006), Doornroosje (2005) en docenten op het ROC (2004).

Bron: D66 Nijmegen

Dan Brown, “De Da Vinci Code”

 Beoordeling: 4 sterren

De Da Vinci Code is een thriller die een fictieve zoektocht beschrijft naar de Heilige Graal. Onthuld wordt dat deze niet de avondmaalskelk is waarin het bloed van Jezus Christus onder het kruis is opgevangen. Hoogleraar religieuze symboliek Robert Langdon en cryptologe Sophie Neveu ontdekken daarentegen dat achter dit symbool een groot geheim van de christelijke kerk schuil gaat. Zij komen op het spoor van hun ontdekking als gevolg van de moord op conservator Jacques Saunière in het Louvre. Het raadsel dat zij daar aantreffen brengt hen bij de schildering van het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci. Deze blijkt codes te bevatten die duiden op een geheim rond Maria Magdalena en Jezus, een mysterie waarvan de openbaring de kerk op haar grondvesten zou doen schudden. Daarom wordt op leven en dood gestreden tussen de kerkelijke organisatie Opus Dei en het geheime genootschap Priorij van Sion. Langdon, die ook nog door de politie achtervolgd wordt wegens de moord, en Neveu geraken met Opus Dei in een wedren om de onthulling of vernietiging van het eeuwenoude geheim.*

Het boek van Brown stond al lang (bijna twee jaar) in onze boekenkast, maar ik was er nog niet toe gekomen het te lezen. En of het aan de vertaling ligt, of dat het in het originele Engels ook zo is, weet ik niet, maar de taal in de proloog en het eerste hoofdstuk vond ik erg storend en deden mij het ergste vrezen. “Een boek dat zo populair is, dat zal wel tegenvallen”: wat een vooroordelen! De Da Vinci Code zit meesterlijk in elkaar en de mengeling van detective-elementen en kunsthistorische feiten maakt dat je het boek moet en zal uitlezen. Een aanrader voor iedereen!

*Bron: nl.wikipedia.org

Mabel van Oranje, “In vrijheid blijven geloven”

Beoordeling: 3 sterren

“Prinses Mabel schreef het pamflet “In vrijheid blijven geloven” waarin ze haar visie geeft op de open, vrije samenleving. Een visie die de Prinses ontwikkelde tijdens haar werk in Bosnië en bij het ‘Open Society Institute’ van George Soros.

Het pamflet is een bewerking van de H.M. van Randwijklezing die prinses Mabel op 5 mei 2006 hield in de Sint Jacobskerk te Vlissingen.

Persvrijheid, politieke vrijheid, vrijheid van geest en geloof in vrijheid. Vier elementen die aan de basis staan van die open samenleving. Hoe belangrijk de rol van politiek en media ook is, het zijn juist diezelfde instituten die de democratie kunnen bedreigen.*

Het pamflet van Mabel van Oranje is interessant, maar niet verschrikkelijk baanbrekend. Ze haalt voornamelijk Popper aan en ik herken veel van mijn visie op de werkelijkheid en hoe de samenleving eruit zou moeten zien in haar verhaal. Het is echter geen tekst die je aan het denken zet of je visie op bepaalde zaken radicaal kan beïnvloeden of veranderen.
Een positief aspect van dit pamflet is dat ik een keer een andere kant van Mabel zie dan ‘Mabel, de ex van Klaas Bruinsma’.

Een leuke tekst, maar niet erg bijzonder.

*Bron: www.novatv.nl

Ferdinand Bordewijk, “Tijding van ver”

Beoordeling: 2 sterren

Braam Bouwens heeft een goede cariere in de rechterlijke macht achter de rug. Hij is een man van hoog aanzien en reeds enkele jaren met pensioen. Zijn hele leven al is hij gefixeerd geweest op de dood. Hij bereid zich er al jaren op voor.
Op een dag vangt mevrouw Teta (een goede vriendin van hem waar hij dertig jaar geleden een relatie mee gehad heeft) een twaalf jarig meisje op, Hester. Zij is het dochtertje van mevrouw Cercleres, een weduwe van een dronkelap die in een achterbuurt woont. Hester is van huis weggelopen, uit paniek volgens haar moeder, nadat ze door de overbuurman bijna misbruikt is. Er volgt een strijd tussen mevrouw Teta en mevrouw Cercleres die voor de ikinderrechter wordt uitgevochten. Braam Bouwens adviseert hierin mevrouw Teta. De strijd wordt uiteindelijk verloren door zowel Teta als Cercleres en Hester wordt in een gesticht geplaatst.

Hoewel ik hierboven een korte samenvatting van het verhaal geef, heb ik dit verhaal in het geheel niet gelezen. De taal van Bordewijk is zo omslachtig, traag en lastig te verteren dat ik het boek (tegen mijn gewoonte in: ik moet van mezelf toch minimaal tot 1/3 komen) na amper 30 bladzijdes terzijde heb gelegd.

De lastige taal van Bordewijk is an sich niet het probleem: mooi zinnen en barokke formuleringen kunnen een verrijking zijn van een boek, maar voor mij moet er naast een mooie vorm ook een aangename en boeiende inhoud zijn; de vorm verwordt anders tot gebakken lucht en dat is helaas het geval bij Tijding van ver. Prachtig geschreven, maar met zo weinig inhoud dat het aanschouwen van de prachtige taalconstructies na 30 bladzijdes echt wel voldoende is geweest.

Het onderwijs in Nederland: een toekomstvisie

Op Plein66 heb ik al vele malen mijn licht laten schijnen over het Nederlandse onderwijslandschap en als ervaringsdeskundige kan ik zeggen dat het veel beter kan. De overheid doet op dit moment ontzettend veel aan onderzoek, verandering en kwaliteitsverhoging in het onderwijs. Toch denk ik dat het juist zonder die overheid op school een stuk beter zou gaan. De overheid heeft wat mij betreft slechts drie taken als het gaat om het onderwijs:

  1. Zorg dragen voor een goede architectuur
  2. Heldere tussenstations en einddoelen stellen
  3. Controleren en handhaven van de vastgestelde doelen en afspraken

In het navolgende betoog zal ik eerst deze drie zaken verder toelichten, waarna ik zal aangeven welke taken de overheid op dit moment uitvoert op onderwijsgebied die in mijn ogen de taak van de overheid absoluut niet zijn, om te besluiten met de te verwachten positieve effecten van de focus op de drie taken.

De drie taken van de overheid
De eerste taak die de overheid heeft is het ontwerpen van een goede architectuur voor het Nederlandse onderwijs: een architectuur die er voor zorgt dat iedereen de kans krijgt zich ten volle te ontplooien, maar die tegelijkertijd overzichtelijk en helder blijft. In zijn toespraak op het najaarscongres van D66 te Nijmegen in november 2007 maakte Alexander Rinnooy Kan (voorzitter Tijdelijke Commissie Leraren) duidelijk dat er bij de hervormingen in het onderwijs van de laatste decennia nogal wat van de routes die extra kansen bieden voor laatbloeiers zijn verdwenen; drempels zijn hoger geworden, kansen kleiner.

Waar de overheid zich de komende jaren voor moet inzetten is het ontwerpen van een goede nieuwe onderwijsarchitectuur. Daarbij moet niet worden uitgegaan van de huidige situatie, maar op basis van wetenschappelijk onderzoek een zo optimaal mogelijke architectuur worden bedacht, zonder dat er daarna nog mensen op het ministerie of op het Binnenhof overheen gaan. Een aantal ideeën voor een dergelijke architectuur:

  • de middenschool moet terug in de discussie; leerlingen moeten langer de kans krijgen in een heterogene omgeving onderwijs te krijgen
  • daarnaast moet ook de mogelijkheid bestaan voor mensen die behoefte hebben aan een homogene omgeving om na de basisschool direct een onderwijsniveau te kiezen
  • voor leerlingen die graag met hun handen willen werken moet het mogelijk zijn om al vroeg in het onderwijsproces werken, praktische vaardigheden en theoretische kennis te combineren

Ten tweede moet de overheid voor deze nieuwe architectuur duidelijke eindtermen en tussentijdse doelen opstellen. Daarbij moet aan het einde, bij de vervolgstudie en arbeidsmarkt, worden begonnen. Achteruit werkend worden eindtermen opgesteld voor het middelbaar onderwijs, de eventuele middenschool of het einde van het eerste deel van het middelbaar onderwijs en ook het basisonderwijs (waar dat nu nog ontbreekt!). Het advies van de commissie Meijerink dat onlangs is verschenen ondersteunt deze stelling: scholen hebben op dit moment te veel vrijheid voor het invullen van hun curriculum.

In het basisonderwijs zie je dat de CITO-toets op dit moment gaat bepalen wat de einddoelen zijn voor basisschooldocenten. Maar dat is de wereld op zijn kop! Je moet eerst helder hebben wat je stappen en doelen zijn met je onderwijs; pas daarna ontwerp je een toetst die controleert en selecteert: eerst weten in welke stappen leerlingen hun vaardigheden en hoeveelheid kennis kunnen vermeerderen en op een aantal vaste momenten een moment om te controleren of  en in hoeverre daaraan voldaan is.

Dat brengt mij bij het derde punt: controleren en handhaven van de vastgestelde doelen en afspraken. In het middelbaar onderwijs worden de eindexamenresultaten op dit moment voor 50% bepaald door het centraal schriftelijk eindexamen (CSE) en voor 50% door de schoolexamens (de vroegere schoolonderzoeken). Zoals we begin januari in Elsevier hebben kunnen lezen, zijn er scholen die veel hogere cijfers geven bij de schoolexamens om de lage CSE-cijfers te compenseren. Het systeem waarbij een school beoordelaar én belanghebbende is (slechte slagingspercentages zijn geen reclame voor nieuwe aanwas van leerlingen. Middels de schoolexamens is dit percentage op peil te houden), werkt dergelijke problemen in de hand. Daarom moet er door een onafhankelijke instantie aan de finish gecontroleerd worden of voldaan is aan de gestelde doelen.

Het grote voordeel hiervan is dat de overheid dan ook veel minder tijd en energie kwijt is met controles op scholen aangaande de schoolonderzoeken. De overheid bewaakt het niveau middels het eindexamen – zowel aan het einde van de basisschool als aan het einde van de middelbare school – en scholen krijgen veel meer vrijheid om de route naar het einddoel te bepalen.

Wat moet de overheid vooral niet (meer) doen
Met de invoering van de Tweede Fase en het Studiehuis is er iets wonderlijks gebeurd in de Nederlandse onderwijsgeschiedenis. Voor het eerst is de overheid het klaslokaal binnengekomen en is er naast een architectuur voor het onderwijs ook een duidelijke voorkeur uitgesproken voor een bepaalde didactiek. En daarmee is een, in mijn ogen, belangrijke grens tussen ministerie en school overschreden. De overheid hoort niet thuis in het klaslokaal, de overheid hoort niet de didactiek voor te schrijven.

Zoals in een ziekhuis het ministerie van VWS niet bepaalt hoe een operatie moet verlopen; zoals het ministerie van LNV niet voorschrijft hoe een boer zijn koeien moet voeren; zoals het ministerie van OC&W ook niet voorschrijft hoe je hobo moet spelen in een van de nationale orkesten, zo moet ook niet vanuit Den Haag worden voorgeschreven hoe een docent les moet geven. Docenten zijn de professionals die didactische keuzes moeten maken, waarvan zij de resultaten vervolgens door de inspectie moeten laten bestuderen. Het eindstation is het doel, de weg daar naar toe is aan de docent en de school.

Daarnaast was aan het ‘Studiehuis’ de norm van 1040 klokuren in de onderbouw en 1000 uur lestijd in de bovenbouw gekoppeld. Omdat vele scholen deze (niet verplichte) onderwijsvernieuwing niet hebben ingevoerd of zelfs al weer hebben afgeschaft, is de aandacht van staatssecretaris Van Bijsterveld voor deze norm onterecht: het is onmogelijk om met een traditioneel lesrooster 1040 zinnige, kwalitatief hoogstaande uren te geven met de huidige financiering.
Het feit dat van de zestien scholen die over het schooljaar 2006/2007 een boete kregen voor een te klein aantal lesuren meer dan 90% voldoende of zelfs excellent scoort volgens de onderwijsinspectie, geeft bovendien al aan dat er geen één-op-één relatie is tussen het aantal lesuren en de kwaliteit van het onderwijs. De inhoud van die uren is een veel belangrijkere factor.
Ten slotte is dit aantal uren niet iets waar scholieren (getuige de actie van het LAKS), scholen (getuige de ruim 100 scholen die zich binnen een week bij het LAKS aansloten) en docenten (getuige de oproep van de AOB van 24 januari) om hebben gevraagd: het is een lobby van de ouders geweest die door dit minimale aantal lesuren verzekerd waren van tussen de 28 en 30 klokuren kinderopvang. Maar een school is er niet om kinderen op te vangen, maar op te leiden! Als de focus weer bij kwaliteit van de opleiding komt te liggen (voldoen scholen aan de normen en stijgen zij daar zelfs bovenuit) kan een school daar ook op afgerekend worden. De verantwoordelijkheid voor het combineren van kinderen, werk en een huishouden komt dan weer te liggen waar deze hoort: bij de ouders.

Tot slot  moet de overheid niet steeds meer taken bij het onderwijs neerleggen. Niet alleen is in het coalitieakkoord afgesproken dat er een verplichte maatschappelijke stage moet komen voor alle middelbare scholieren, ook in de probleemwijken spelen scholen een rol in het oplossen van de problemen evenals bij het voorkomen van jeugdcriminaliteit. Deze taken belasten een school dusdanig dat de kerntaak (het overbrengen van kennis en vaardigheden) in het gedrang komt.

Daarnaast subsidieert de overheid vele maatschappelijke organisaties die scholen bestoken met lespakketten. Scholen zijn voor deze organisaties een middel om hun maatschappelijke onderwerp onder de aandacht te brengen. Het merendeel van deze lespakketten is echter niet inzetbaar op scholen. Er moet daarvoor of meer lestijd ingeroosterd worden of er kan minder aandacht worden besteed aan de basisstof. Op dit moment gaat er veel overheidsgeld verloren, omdat subsidiegevers niet controleren of een lespakket ook daadwerkelijk gebruikt wordt. Het mes snijdt aan twee kanten wanneer er bezuidigd zou worden op subsidies voor lespakketten: scholen krijgen meer tijd voor de basisstof en er gaat minder overheidsgeld verloren aan ongebruikte lespakketten.

Wat valt er te verwachten?
Als de overheid zich zou terugtrekken op haar drie kerntaken, wat zou dat dan voor gevolgen hebben voor het onderwijs in Nederland? Ik zie in ieder geval vier belangrijke winstpunten.

Ten eerste zal dit een hoop rust brengen in onderwijsland. De zekerheid van een architectuur in het onderwijs die voor meerdere jaren en decennia vaststaat in combinatie met de duidelijke taakstelling en afstand tussen het ministerie en de scholen zal de meeste scholen de rust geven zich weer te concentreren op haar kerntaak: het overbrengen van kennis en vaardigheden. Niet weten wat de overheid straks weer voor je school in petto zal hebben, is een van de grootste onrustveroorzakers in het onderwijs.

Wanneer er concrete einddoelen vast zijn gelegd, weten scholen waar zij aan toe zijn wat betreft hun taak. Er kunnen niet weer allerlei taken bij worden bedacht en op het ministerie kan ook vooral worden ingezet op het bewaken van de kwaliteit. Het toeschuiven van taken en invloed op de manier van werken is niet langer mogelijk. Op die manier weten alle partijen waar zij aan toe zijn, wat de samenwerking tussen de partijen alleen maar kan verbeteren.

Een derde positief gevolg is dat het de bureaucratie kan verminderen. Zaken waar nu administratie, controle en verantwoording een rol spelen, vallen volledig onder de verantwoordelijkheid van scholen. Enkel de kwaliteit en resultaten van de school worden beoordeeld en enkel daarvan moet administratie worden bijgehouden. Dit levert niet alleen een lagere werkdruk, lagere administratieve druk, maar ook een financieel voordeel op.

Een laatste en maatschappelijk gezien belangrijkste gevolg van de aandacht voor de drie kerntaken van de overheid op onderwijsgebied is dat duidelijk vastligt welk niveau iemand met een bepaald diploma heeft, wat hij of zij kan en weet en dat levert uiteindelijk ook een hogere kwaliteit op. Mensen  weten wat de eisen zijn voor een bepaald niveau en wanneer daar strikt aan wordt vastgehouden, kan het niet meer zo zijn dat leerlingen van de ene school met een havo-diploma een ander niveau hebben dan leerlingen van een andere school. Het schept duidelijkheid voor zowel vervolgopleidingen als de scholen als de arbeidsmarkt.

Op dit moment is de discussie over het onderwijs ‘hot’ en staan de verschillende partijen (scholen, leerlingen, ouders, ministerie,  inspectie) soms lijnrecht tegenover elkaar. Door duidelijke taken en grenzen af te spreken tussen deze partijen kan volgens mij veel rust worden gecreëerd in het onderwijsveld. Daarvoor moet de overheid zich echter wel uit de klaslokalen terugtrekken en zich als architect en inspecteur gaan opstellen. Pas dan kan het onderwijs weer uit leerlingen halen wat erin zit!

Reageren kan via Plein66!

Herman Pieter de Boer, “De artiestenuitgang”

Beoordeling: 2 sterren

Wat een ontzettend nietszeggend boekje. Allerlei anekdotes en verhaaltjes met als centrale thema ‘het theater’, zonder enige diepgang en echt grappig zijn die anekdotes nu ook weer niet. Niet slecht geschreven, maar inhoudelijk is het niks. Lekker in de kast laten staan.

Hans Warren, “Dit is werkelijk voor jou geschreven”

Beoordeling: 4 sterren

Hans Warren is een getalenteerd dichter die in dit verzameld werk vele goede gedichten heeft staan. De gedichten raken mij echter niet. Het is vakmanschap van deze vrij traditionele dichter en de prijzen die Warren heeft ontvangen absoluut waardig, maar geen poëzie die ik voor haar schoonheid of mijn persoonlijke kunstbeleving uit de kast pak.

Vincent Bijlo, “De woordvoerder”

 Beoordeling: 3 sterren

De woordvoerder is een tragikomische verbeelding van wat er in Nederland is misgegaan tussen 11 september 2001 en 6 mei 2002. De stem is het waardevolste bezit van de blinde Otto Iking. Na het afbreken van zijn studie Nederlands had hij besloten auditie te doen voor een cabaretfestival. Dankzij een overdosis zenuwen en een dramatische val van het toneel wist hij als aankomend cabaretier onmiddelijk zijn naam te vestigen.
Nu, vele jaren later, is hij een gearriveerd cabaretier. Avond aan avond laat hij zijn stem bulderen en donderen en sneren. Op een avond wordt hij door de net aangetreden lijsttrekker van de Partij van het Volk zitting te nemen in zijn campagneteam. Een opeenstapeling van gebeurtenissen tijdens de bizarre campagne gaat vooraf aan de schokkende dood van de lijsttrekker.

De roman van de blinde cabaretier Vincent Bijlo heeft mij blij verrast. Waar ik – mede door het wat treurige uiterlijk van het boek en de grote hoeveelheid waarmee het in de ramsj bij De Slegte lag – bang was een prutsboekje aan te treffen, blijkt Bijlo een meester over de taal. Hij schrijft krachtig, maar niet overdreven of lomp. Het verhaal is vermakelijk en boeit je direct. De twee verhaallijnen komen mooi samen en gelukkig is de roman niet doorspekt met allerlei makkelijke grapjes over zijn blindheid.

Toch heb ik me ook gestoord aan één (toch niet onbelangrijk) element in De woordvoerder: de ontzettend opzichtige en flauwe woordspelingen die van de werkelijkheid fictie hebben gemaakt. Kort een paar voorbeelden:

– sataniseren = demoniseren
– de doctor = professor (Pim Fortuyn)
– Aad de Boer = Ad Melkert

Als je het over de werkelijkheid wilt hebben, noem het beestje dan bij de naam, of maak er echte fictie van, zonder dat de lijntjes met de werkelijkheid zichtbaar zijn. Wanneer er een linkse partij is die Partij van het Volk heet, duizend rozen bestelt voor de en de woorden “sterk” en “sociaal” bezigt, noem het dan gewoon de PvdA. Ik heb me er echt aan geërgerd en daarom wil ik er geen vier sterren voor geven. Erg jammer voor een verder prima kennismaking met Vincent Bijlo als romancier.