Nescio, De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel

De uitvreter / Titaantjes / Dichtertje / Mene Tekel Beoordeling: 3 sterren

Hemelbestormers zijn het, de jonge helden uit de verhalen van Nescio. En diep in hun hart allemaal dichters en schilders, ook al hebben ze een nederig baantje op een of ander saai handelskantoor. Ze koesteren grote dromen, worden gekweld door vage verlangens en lijden onder de tijdelijkheid van de dingen. Zonder uitzondering lopen ze stuk op de wereld, die zich niets van hen aantrekt. Troost ervaren ze in de natuur, in het Hollandse landschap met zijn rivieren, weiden, bomen, kerktorens en daarboven de lucht, de zon en de wolken.*

De enige conclusies die ik kan trekken na het lezen van deze bundel met teksten van Nescio is dat ik: 1. niet melancholisch van aard ben en 2. te actief ben om mij te kunnen identificeren met de inactiviteit van Nescio’s personages. Nescio verstaat wel zeker de kunst van het woord en kan een hele wereld suggereren in zeer beknopt en direct Nederlands.

De Uitvreter kan mij van deze vier gebundelde uitgaven het meest bekoren, omdat de hoofdpersoon interessant is en er op goede plekken zaken ter eigen invulling worden open gelaten. Maar misschien helpt het ook dat dit de eerste tekst uit het boek was: ik had nog geen tijd gehad de stijl moe te raken.

Titaantjes is dan al weer minder: de personages zijn melancholische dromers en aan het begin van het verhaal is al duidelijk dat zij hun dromen nooit waar zullen maken. In de rest van het verhaal zit echter ook niet genoeg om de weg naar dit einde dragelijk te maken voor de lezer.

Mijn mening over Dichtertje kan ik met één citaat uit die tekst weergeven: “En ’t dichtertje vond ’t een zinnelooze optocht, die ‘m droefgeestig maakte.” en dat geldt eigenlijk ook voor Mene Tekel.

Nescio is een goede schrijver en ik kan mij voorstellen dat zijn stijl veel mensen aan kan spreken, maar mij niet helaas.

*Bron: flaptekst Nescio, De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel (kroonlijster)

Frits van Oostrom, Stemmen op schrift

Stemmen op schrift Beoordeling: 5 sterren

Stemmen op schrift vertelt in een breed cultuurhistorisch verhaal hoe de Nederlandse literatuur in enkele eeuwen van niet-bestaand volwassen werd. Natuurlijk komen de klassiekers van de Middelnederlandse literatuur uitgebreid aan bod,maar ook obscure teksten die tot nu toe alleen bij de specialisten bekend waren.*

Dit in meerdere opzichten eerste deel van de nieuwste Nederlandse literatuurgeschiedenis is een fantastisch mooi boek, niet alleen om in de kast te hebben staan, maar ook om te lezen. In het boek zijn de laatste onderzoeken opgenomen op het gebied van de Middelnederlandse literatuur en het boek kent een zeer brede opzet: cultuur, literatuur en een ruim gebied rondom het Nederlandse taalgebied komen aan bod.

Daarnaast is het boek zeer leesbaar geschreven: het leest alsof een fantastische geschiedenisdocent een uur lang zo prachtig vertelt dat een hele schoolklas er ademloos naar zou willen luisteren. Toch is het boek niet bedoeld voor ‘de massa’ in de breedste zin van het woord. Een zekere interesse en ‘hbo of wo werk- en denkniveau’ zijn wel een vereiste om dit boek te kunnen begrijpen en waarderen.

Wat stoort in het boek is het overdreven nationalisme dat van de bladzijdes druipt. Weet ik hoe vaak (ik heb niet de moeite willen nemen om te tellen) zijn wij de eerste in Europa, de enige in Europa, uniek of bijzonder. Jammer, want dat gaat opvallen en storen.

Tot slot nog enkele opmerkingen bij de verschillende hoofdstukken. Bij Wereld in losse woorden vond ik het vooral erg leuk om uitgebreid kennis te maken met het Oudnederlands. In mijn studie Nederlandse taal en cultuur werd hier vrij snel overheen gestapt en ik zie nu hoeveel ik daaraan gemist heb. In Veldekes Umwelt is van Oostrom soms wat te specialistisch en wijdt hij soms net wat te lang over bepaalde details uit (relatief ten opzichte van de rest van zijn tekst uiteraard). Het grote verhaal daaropvolgend is goed in balans en bevat vooral hele goede voorbeelden. Ook de conclusie van dat hoofdstuk is erg goed. De mystiek, besproken in het hoofdstuk Missie en mystiek, is niet mijn genre. Ik vond dit hoofdstuk ook wat langdradig, maar een causaal verband tussen deze twee feiten sluit ik beslist niet uit! In het laatste hoofdstuk ten slotte (Willem en Jacob) wordt je als lezer al snel moe van Van Oostroms Maerlantverering, met als absurd hoogtepunt dat Van Oostrom het doodnormaal zou vinden als de universiteit van Oxford aan Jacob van Maerlant postuum een eredoctoraat zou toekennen. Schrijf dan gewoon dat je een poster van hem boven je bed hebt hangen en een knipselmap hebt aangelegd, dan weten we ook dat je Van Maerlant een toffe peer vindt…

Al met al een geweldig boek om te lezen en de vijf sterren zijn, ondanks wat ergernissen hier en daar, zeker dik verdiend.

*Bron: Bol.com

Jan F. de Zanger, Een gat in mijn plusfour

Beoordeling: 2 sterren

Toen ik dit dichtbundeltje van mijn schoonmoeder cadeau kreeg, was ik helemaal blij: ik ben een groot fan van Jan de Zanger, al sinds de brugklas. Ik wist niet dat hij poëzie schreef en bovendien was dit een onbekend bundeltje. Vol enthousiasme stortte ik me in het boekje en (u raadt het waarschijnlijk al) het viel me behoorlijk tegen.

Inhoudelijk hebben de gedichten van Jan de Zanger heel erg weinig te bieden: de onderwerpen spreken me niet aan en onder dat wat op papier staat ligt weinig diepers verborgen. In dit soort dichtbundels kan de vorm van de gedichten, het taalgebruik of de woordkeus nog soelaas bieden, maar ook die spreken me totaal niet aan. Ik ben blij dat Jan de Zanger jeugdboeken is gaan schrijven, want die heb ik met bijzonder veel plezier gelezen. Zijn poëzie heeft mij nog niet overtuigd.

Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen deze man één ster te geven, daarom twee.

H.W. Janson en A.F. Janson, “History of Art” (Sixth edition)

Beoordeling: 4 sterren

History of Art is een complete kunstgeschiedenis van de westerse beschaving. Van de prehistorie tot het einde van de 20e eeuw; van Babylon tot Californië; alles waar het Westen kunst van, over en mee heeft gemaakt zit erin.

Na een paar jaar geleden* de hoofdstukken over de Kretenzische, Griekse en Romeinse kunst gelezen te hebben voor de cursussen Klassieke Archeologie 1 en 2 en in het jaar daarna** de prehistorie en Egypte doorgenomen te hebben, ben ik nu*** weer eens begonnen in dit prachtige boek. Rijk geïllustreerd en voorzien van duidelijke teksten (in het Engels) wordt uitleg gegeven van de kunst en cultuur in een bepaalde periode en binnen een bepaald gebied. Er is zowel aandacht voor het beschrijven van unieke objecten als voor het grote verhaal en ontwikkelingen over honderden jaren.

Het hoofdstuk over het nabije oosten (Irak, Iran) ging mij echter wel heel erg snel. Een periode van drie- tot vierduizend jaar wordt afgedaan in de helft van het aantal bladzijdes dat Egypte of Griekenland krijgt. Jammer, want wat ik gelezen heb maakt nieuwsgierig naar meer.

Janson leest bovendien niet alleen als kunstgeschiedenis maar ook als cultuurgeschiedenis. Aan het begin van het hoofdstuk Romaanse kunst wordt hier door de auteurs op ingegaan. De ‘verantwoording’ die zij hier afleggen over de indeling van het boek tot dusverre en vanaf dat hoofdstuk laat bovendien zien dat zij zich bewust zijn van de overgang van een indeling aan de hand van geografische of chronologische grenzen naar een indeling op basis van stijl. Ook geeft dit boek, sterker dan ik in veel literatuurboeken heb gezien, een verzwakking aan in de grens tussen middeleeuwen en renaissance.

In het hoofdstuk over Gotische kunst is het verschil in verschillende stijlen en geografische gebieden soms lastig te volgen. Veel kunstwerken die door de auteurs bij verschillende stijlen worden ondergebracht, zijn voor een leek moeilijk te onderscheiden. Alleen de bouwkunst is doorgaans goed te karakteriseren ten opzichte van de Romaanse, al zoeken de auteurs af en toe wel de grens op van verschillende stromingen en wordt een kerk met zowel Romaanse als Gotische elementen tot op het bot ontleedt. Dat komt de leesbaarheid voor een niet-kunsthistoricus niet ten goede.

Een kritische kanttekening betreft het gebruik van subjectieve terminologie: sommige kunstwerken worden omschreven met termen die soms zeer subjectief zijn. Dat kan aan het vakgebied liggen, maar het maakt het boek voor mij wel wat minder nauwkeurig dan ik van zo’n boek verwacht. Janson is ondanks dat een aanrader voor iedereen die wel eens kennis wil maken met de geschiedenis van de kunst. Een goede beheersing van het Engels is wel noodzakelijk evenals een woordenboek voor een enkele vakterm, maar het boek leest in dat geval als een trein.

Het hoofdstuk Early Renaissance was boeiend****, vooral doordat we tijdens onze vakantie een rondreis door Italië hebben gemaakt, onder andere naar Florence, Pisa en Rome. Dat maakt de theorie van Janson een stuk levendiger.
Het hoofdstuk over de High Renaissance bevat ook diverse kunstwerken die ik in mijn vakantie heb mogen bewonderen. Bovendien is de indeling van dit hoofdstuk anders dan dat van de voorgaande. Vergelijkbaar met het begin van de Romaanse kunst wordt ook nu de wijziging van de indeling uitgebreid toegelicht. Gekozen is voor het bekijken van de werken van zes kunstenaars die de top van de Renaissance vormen. De hoge Renaissance wordt dus als een samenballing van een aantal talenten gezien en niet als een beweging of stroming. Een keuze die ik (als leek) op basis van de argumentatie in het hoofdstuk goed kan volgen.
Het daaropvolgende hoofdstuk Mannerism and other trends is daarentegen vaag. Sommige voorbeelden zijn duidelijk afwijkend van de renaissancekunst, maar vooral als het om architectuur gaat is mij totaal onduidelijk waarom deze keuzes door de redacteuren zijn gemaakt.
Daarna gaan we naar het noorden van Europa en volgen twee prima hoofdstukken over de ‘Late Gotiek’ en de ‘Renaissance’ in Noordwest Europa.

De Renaissance wordt opgevolgd door de Barok*****, althans dat beweren de auteurs. Vervolgens maken ze in drie hoofdstukken over de Barok in diverse delen van Europa maar slecht duidelijk wat nu de Barok typeert. Het lijkt een willekeurige reeks gebouwen, standbeelden, schilderijen en andere kunstwerken die toevallig in ongeveer dezelfde periode zijn gemaakt door kunstenaars waartussen zich enkele verbanden bevinden. Bovendien maken de auteurs het bij het hoofdstuk over Engeland wel erg bont: ze beweren daar dat de Engelsen wat betreft beeldende en schilderkunst genoegen namen met het navolgen van enkele niet-Barokkunstenaars en dientengevolge niets noemenswaardigs hebben geproduceerd, waarna direct wordt overgestapt op de architectuur. Volgens mij een duidelijke subjectieve keuze, zoals die in de rest van deze drie hoofdstukken minder expliciet ook worden gemaakt. Erg jammer en maar snel door naar de Rococo.

Het hoofdstuk over de Rococo is duidelijker: de voorbeelden maken de lezer veel duidelijker wat deze stijl inhoudt, dan de hoofdstukken over de Barok. Wel is bij dit hoofdstuk (evenals bij de vorige paar) de mening van de schrijvers wel erg nadrukkelijk aanwezig. Men lijkt de kunst van de 18e eeuw het hoogtepunt van alle kunst te vinden en ik zou het beter hebben gevonden wanneer men meer ruimte had gelaten aan de lezer om een voorkeur te vormen.

Dan komen we aan bij ‘mijn’ negentiende eeuw. De eeuw van de romantiek en het realisme. En daar neemt de schematiseerdrift van de auteurs wel hele rare vormen aan. Waar ik bij de barok al twijfels had over de kaders van deze stroming is de benaming neo-barok romantiek voor de populaire Franse schilder Delacroix wel het toppunt. Soms zijn mensen niet in hokjes te vangen of is het zelfs beter om uit te gaan van een langere lijn of traditie. De onderdelen beeldhouwkunst en architectuur zijn in tegenstelling tot de schilderkunst dan weer erg leesbaar en begrijpelijk.

Die leesbaarheid zet zich door in de volgende twee hoofdstukken****** over realisme en impressionisme en over post-impressionisme, symbolisme en art nouveau. Duidelijke voorbeelden, abstraheringen en indelingen die nodig zijn om de complexe historische werkelijkheid te begrijpen, zonder in overdreven geschematiseer te vervallen. Een prima hoofdstuk.

Vanaf de Tweede Wereldoorlog stoppen de auteurs met hun periodische aanpak, maar wordt alles vanaf 1940 per beeldende kunstvorm besproken. De overwegingen hierbij en uitvoering hiervan zijn prima. Als leek zie ik soms niet in waarom een bepaald schilderij, beeldhouwwerk, gebouw of foto bij een bepaalde richting of stroming wordt ingedeeld, maar ook deze hoofdstukken waren  bijzonder goed.

Het laatste hoofdstuk, Postmodernism, tenslotte is goed, maar maakt voor mij nog niet duidelijk wat postmodernisme is. Historicus van je eigen tijd zijn, blijft volgens mij een onmogelijkheid, maar de voorbeelden waren leuk en de teksten prima te volgen.

Al met al is Janson’s History of Art een mooi boek om de kast te hebben staan en een leerzame ervaring geweest. Over het algemeen is het boek goed tot zeer goed, enkele mindere hoofdstukken daargelaten.

*2003
**2004
***2008
****2009
***** voorjaar 2010
******zomer 2010

Good Will Hunting (regie: Gus van Sant)

Good Will Hunting Beoordeling: 5 sterren

Will Hunting werkt als schoonmaker in een school en brengt de rest van zijn dagen voornamelijk door met vechten en het omzeilen van de wet. Op een dag blijkt echter dat Will een uitzondelijk talent heeft voor wiskunde. Een leraar wil kosten wat het kost dit talent uitbouwen maar merkt al vlug dat Will behoorlijk overhoop ligt met zichzelf en met z’n omgeving. De enigen die hem kunnen helpen zijn Sean McGuire, een psycholoog die bewondering heeft voorhet jonge genie en hem probeert te begrijpen en Skylar een studente geneeskunde die verliefd is op Will.*

Eens in de zoveel tijd kijken Jessie Mensink en ik weer naar Good Will Hunting. Het blijft iedere keer weer een prachtige film waar op zeer veel niveaus elementen aanwezig zijn die een kijker kunnen aanspreken: psychologisch, de academische wereld, sociale omstandigheden, bijzonder mooi taalgebruik, het in actie zien van een briljante groep topacteurs… Het is lastig uit te leggen wat van deze zaken mij nou het meeste aanspreekt, maar ik vermoed dat het de combinatie van die factoren is die het tot een geweldige film maakt.

*Bron: Bol.com

Betje Wolff en Aagje Deken, De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart

De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart Beoordeling: 2 sterren

Als Sara Burgerhart op haar zestiende wees wordt, komt ze in huis bij een tante. Deze tante is een bekrompen vrouw die zich heeft aangesloten bij de zogenaamde ‘fijnen’, een achttiende-eeuwse, streng protestantse stroming met een zware kijk op het leven. Dat past helemaal niet bij Sara, die jong en vrolijk is. Na een ruzie vlucht Sara het huis uit. Ze neemt haar intrek in een pension voor ‘welopgevoede dames’ en geniet vanaf dat moment volop van haar vrijheid. Zo leert ze de sympathieke, maar weinig spannende Hendrik Edeling kennen en de gevaarlijke rokkenjager R. Met hem maakt ze een paar afspraken. Uiteindelijk wordt R. ontmaskert en keert alles ten goede voor Sara en de andere personages.*

In de Prisma Pocketserie, waaruit ik dit boek las, is een selectie gemaakt uit de 175 brieven waaruit de roman Sara Burgerhart bestaat. En dan nog is de roman dodelijk saai. Er zit nauwelijks een verhaal in en de brieven staan vol zeer interessante, maar niet erg vermakelijke discussies over religie, maatschappelijke problemen en andere inzichten uit de verlichtingstijd. Als historisch object een boeiend boek, als literair object verouderd en niet lezenswaardig. Toch jammer, want ik herinner me het boek Cornelia Wildschut (Griffioenreeks) als een zeer lezenswaardige briefroman van de dames.

*Gebaseerd op: www.literatuurgeschiedenis.nl

Shrek 4 – Forever after: the final chapter (regie: Mike Mitchell)

Shrek 4: The Final Chapter (Blu-ray) Beoordeling: 3 sterren

Na het verslaan van een boze draak, het redden van een schone prinses en het beschermen van het koninkrijk van zijn schoonfamilie is Shrek een gewone familieman geworden. Verlangend naar de tijd waarin hij nog een “echte Oger” was en dorpelingen de stuipen op het lijf joeg, laat hij zich overhalen tot een deal met de gladde praatjesmaker Repelsteeltje. Shrek komt terecht in een akelige veranderde versie van Ver Heel Ver van Hier, waar Ogers opgejaagd worden, Repelsteeltje koning is en waar hij en Fiona elkaar nooit ontmoet hebben.
Het is nu aan Shrek om dit alles ongedaan te maken in de hoop zijn vrienden te redden, de wereld te herstellen en zijn enige echte Ware Liefde terug te vinden.*

In vergelijking met de eerdere Shrekfilms, valt deze een beetje tegen. Het verhaal is slap en het ontbreekt aan echt originele en lachwekkende verwijzingen en grappen. Toch blijven de figuren en omgevingen prachtig vormgegeven en al voegt 3D in mijn beleving  weinig toe aan de film, het maakt wel dat je echt ‘in de film’ komt te zitten. Een leuke film, maar als je echt graag Shrek kijkt, pak dan deel 1 of 2 uit de kast.

*Bron: Bol.com

Harry Mulisch, De pupil

De pupil Beoordeling: 5 sterren

De pupil speelt in Italië in 1945. Hoofdpersonen zijn een oude dame, de schrijver en een vulkaan. Dan volgt de onthulling van een wonderbaarlijk geheim.*

De pupil is een typische Mulisch. Een boek dat vol raadsels zit en je achterlaat met diverse vragen. Toch is het geen complex verhaal vol doorwrochte zinnen: het is zelfs zeer leesbaar. Een prima boek voor iedere lezer: beginnend of ervarener!

*Bron: Bol.com

Arthur Japin, Vaslav

Vaslav Beoordeling: 3 sterren

Op het hoogtepunt van zijn roem richt de wereldberoemde balletdanser Vaslav Nijinski zich midden in een optreden tot zijn publiek. ‘Nu is het kleine paardje moe,’ zegt hij en loopt het toneel af. De rest van zijn leven, nog 31 jaren, brengt hij door zonder te spreken en zonder ooit nog te dansen.
In het mondaine skioord Sankt Moritz reconstrueren drie ooggetuigen de gebeurtenissen rond deze noodlottige dag, 19 januari 1919, ieder vanuit zijn of haar eigen optiek: zijn echtgenote Romola, die als een tijgerin heeft gevochten om deze ‘God van de dans’ te veroveren, zijn afgewezen minnaar, de legendarische Sergej Diaghilev, oprichter van de Ballets Russes, die alles in het werk heeft gesteld omhem te vernietigen, en zijn bediende, die uit de dramatische beslissing van zijn meester moed put om ook zijn eigen leven radicaal om te gooien.*

Ik was bijzonder blij toen ik van de directeur van de Arbeiderspers een ongecorrigeerde drukproef kreeg toegestuurd van de nieuwste roman van Arthur Japin die op 6 september 2010 uitkomt. Ik ben al jaren fan van het werk van Arthur Japin en ook van de persoon Japin. De grote wereld, Een schitterend gebrek en vooral De overgave vond ik prachtromans. Met veel plezier begon ik dus aan Vaslav.

Helaas viel de roman me tegen. Zeker in het begin van het boek lijkt het tempo erg laag te liggen. Er worden 100 pagina’s besteedt aan een halve ochtend. Daarin zitten wel massa’s  flashbacks, herinneringen, anekdotes en andere ‘extra’s’, maar doordat Japin vaak terugkeert naar de huidige tijd, blijf je je ervan bewust dat de tijd slechts minuten vooruitkruipt. Bovendien geven de vele flashbacks en herinneringen je een ‘van de hak op de tak’-gevoel.

Kijkend naar de grotere lijn in het boek verstaat Japin de kunst spanningsbogen zo lang op te spannen, dat ze toch nog net inzakken. Elke keer als je denkt ‘wanneer stopt hij met al die uitwijdingen en gaan we weer eens terug naar het hoofdpad’ gebeurt dat binnen een pagina of vijf. Dat is jammer, want dat geeft je het gevoel dat het een saai boek is, terwijl er voldoende wordt beschreven.

Het hoofdstuk waarin Romola het woord neemt, is wat mij betreft het meest geslaagd. Dit, ondanks de enorme tijdsprongen hier die een ongeoefende lezer snel in de war brengen. Japin houdt van sterke vrouwelijke personages en deze dragen doorgaans ook het verhaal: zo ook hier. Je blijft het gevoel houden dat Peter en Diaghilev bijfiguren zijn, terwijl ze ruim tweederde van het boek de verteller zijn bij wie het perspectief ligt.

De manier van schrijven van Japin blijft prachtig: de zinnen, de woordkeus en de mooie citaten die er aan zijn werk te ontlenen zijn (1, 2). Ook de manier waarop de problematiek van vandaag de dag door zijn historische roman heenschemert is mooi. Bijvoorbeeld op bladzijde 208 waar een discussie over conservatisme en progressivisme in het licht van de laatste verkiezingen interessant materiaal oplevert voor toekomstige literatuurhistorici.

Een interessant boek, in zekere zin een mooi boek, maar ook een wat tegenvallend boek. Ik hoop dat Japin de volgende keer weer een roman schrijft die wat meer literair en minder filosofisch en historisch van toonzetting is.

Een laatste opmerking moet gewijd worden aan de uitgeverij en in het bijzonder de vormgever: wat een ongelooflijk lelijke kaft is er voor dit boek ontworpen! Wat dat betreft valt zijn boek echt uit de toon in vergelijking met eerder werk.

*Bron: flaptekst Arthur Japin, Vaslav

Eliza Laurillard, Peper en zout

Beoordeling: 4 sterren

Eliza Laurillard is een typische domineedichter: hij schrijft moralistische op het geloof geïnspireerde gedichten waarin religie en de natuur een zeer prominente rol spelen. Daarnaast verluchtigd hij zijn bundels met gedichten die een humoristische of taalkundige kwinkslag bevatten. Peper en zout is binnen zijn oeuvre een van de betere bundels. In dit boekje, met zo’n 100 gedichten, laat Laurillard zien een groot taalkunstenaar te zijn. Vanuit de huidige literatuuropvattingen beschouwd zijn zijn gedichten (inhoudelijk) achterhaald en (qua vorm) ouderwets. Maar binnen zijn tijd en stroming bezien verdient Laurillard waardering voor zijn talent.