de Volkskrant (online) – 30 september 2011

Bron: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/8408/Hella-Haasse/article/detail/2938401/2011/09/30/Beter-spreken-van-de-grote-vier-Reve-Hermans-Mulisch-en-Haasse.dhtml

‘Beter spreken van de grote vier: Reve, Hermans, Mulisch en Haasse’

Schrijfster Hella Haasse, een van de belangrijkste na-oorlogse schrijfsters van Nederland, is gisteravond op 93-jarige leeftijd overleden. Een overzicht van de eerste reacties op haar dood.

Schrijver Cees Nooteboom: ‘Een grande dame, een grote mevrouw van de literatuur. Met een enorme historische kennis en de vaardigheid die te gebruiken. Een schrijfster ook van internationale allure. In Frankrijk en Italië hadden we dezelfde uitgever. Ze was aanweziger dan men zich in Nederland wel eens realiseerde. Ik vergelijk haar met Marguerite Yourcenar. Natuurlijk, ze had een groot publiek in Nederland, ze was bemind, ze heeft alle  grote prijzen gekregen. Maar er waren er die meer de aandacht trokken. Dat gekakel over de Grote Drie, die rivaliserende heren, we hebben er wel eens om gelachen. Maar iemand van haar allure had erbij moeten horen.

‘Ze heeft een heel grote naam, maar welke boeken heeft u van haar gelezen? Voor veel mensen, jongere generaties, is ze toch verder weg. Ik denk dat je dat als auteur ook merkt, dat is de tragiek van de oudere schrijver. Het is onterecht dat ze minder wordt gelezen, daar is haar oeuvre te goed voor. Welk graf ik me voorstel bij Hella Haasse? Schrijvers bevinden zich niet in hun graf, ze bevinden zich in hun verzameld werk.’

Staatssecretaris Halbe Zijlstra van Cultuur: ‘Met het overlijden van Hella Haasse verliest de Nederlandse literatuur een zeer belangrijke en zeer geliefde auteur. Vaak wordt gesproken van de grote drie (Reve, Hermans, Mulisch). Het zou beter zijn te spreken van de grote vier, want Hella Haasse’s werk doet niet onder voor dat van Reve, Hermans en Mulisch.’

Koningin Beatrix: Koningin Beatrix heeft de kinderen van de overleden schrijfster Hella Haasse vrijdag een condoleancetelegram gestuurd. Dit maakte een woordvoerster van de Rijksvoorlichtingsdienst bekend. Beatrix was een fan van Haasse. ‘Als ik met vakantie voor mijn plezier boeken meeneem en er daar een van u bij is, lees ik dat altijd het eerst’, zei de vorstin op 17 november 2004, toen ze Haasse de Prijs der Nederlandse Letteren uitreikte op Paleis Noordeinde in Den Haag.

Wim Pelgrim, leraar Nederlands aan het Canisius College in Nijmegen: ‘Oeroeg staat nog heel vaak op de leeslijst, om een voor de leerlingen heel praktische reden: het is niet zo dik. Als ze het hebben gelezen, en we spreken erover tijdens het mondeling, dan blijkt dat ze niet alles snappen, maar het wel heel goed vinden.

De figuur Oeroeg begrijpen ze niet helemaal, maar dat is juist de kracht van het boek. De vriendschap tussen twee culturen is de kern. Oeroeg is niet meer inheems, maar hoort ook niet tot de blanke overheersers. Die spanning zit in de hoofdpersoon zelf, en in het boek. Sleuteloog, over de herinneringen aan Nederlands-Indië,  behandelen we in het vierde jaar klassikaal. De kwaliteit van haar werk is hoogstaand, op verhaalniveau, haar taal, de compositie. Voor wie dieper wil graven, is veel te vinden.

‘Ik denk niet dat de leerlingen heel geschokt zullen zijn. Ze zat niet wekelijks bijDe Wereld Draait Door, pas dan ben je bekend. De Oeroeg van nu? Het gouden ei van Tim Krabbé begint wel een leeslijstklassieker te worden. Dun en spannend. En Komt een vrouw bij de dokter van Kluun. Maar als die op de lijst staat, willen we daar wel een paar zwaardere titels bij.’

Schrijver Joost Zwagerman: ‘Hella Haasse is vandaag al meermalen de grand old lady van de Nederlandse letteren genoemd. En dat is terecht. Ze heeft zoveel roem vergaard met haar romans. En ook dat is zeer terecht. Maar ik denk dat haar essays onvolprezen waren. Er is namelijk niemand die zo gevoelig heeft geschreven over bijvoorbeeld het werk van Gerard Reve, Simon Vestdijk, W.F. Hermans. Ze pleegde dan eerst close-reading, achter de letters lezen. Dat werk was dan vervolgens nooit saai en droog, maar had de literaire spankracht van een roman. Dat is heel bijzonder.’

Directeur Yvonne van Genugten van het Indisch Herinneringscentrum Bronbeek: ‘Het is een groot verlies. Ze heeft absoluut een belangrijke bijdrage geleverd aan het in leven houden van de geschiedenis van Nederlands-Indië. In haar boeken beschrijft ze de mooie tijd die in Nederlands-Indië is geweest, maar tegelijkertijd ook hoe het leven er veranderde en hoe de verschillende groepen tegenover elkaar kwamen te staan. In Oeroeg raakt een Nederlandse jongen bevriend met een Indische jongen, maar door de politieke situatie wordt het toch steeds moeilijker om bevriend te zijn. In 2009 werd Oeroeg tijdens de leescampagne Nederland Leest gratis bij bibliotheken uitgedeeld. Wat je daarmee bereikt is dat een geschiedenis die voor veel Nederlanders onbekend is, toch nieuw leven krijgt ingeblazen.’

Schrijver Jan Siebelink (onder meer Knielen op een bed violen): ‘Hella Haasse. Ik bewonderde haar zeer. Ik heb haar ook enige malen ontmoet. Ze was een hele mooie vrouw, een vrouw met zwier, met flair. Hoe ze daar op de Boekenbeurs in Frankfurt met iedereen omging en bezig was. In heel mooi Duits en Frans. Ik heb een keer naast haar gezeten in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Ze zei meteen dat ze het zo leuk voor me vond dat zoveel mensen mijn boek (Knielen op een bed violen, red.) graag lazen. Dat was lief, ze meende het. Ik zag het aan haar ogen.’

Schrijfster Marion Bloem: ‘Het is een verlies. Ze was een zeer getalenteerd, bijzonder begaafd schrijfster en een hele vriendelijke vrouw. Hella Haasse vertegenwoordigde een periode en een aspect van de koloniale geschiedenis, waar nu steeds minder getuigen van zijn. Ze nam haar ervaringswereld in Indië, haar jeugd als uitgangspunt in Oeroeg, en naderhand in Heren van de theeschreef ze afstandelijker over de koloniale tijd. Ik vond het knap zoals zij op latere leeftijd in haar tweede boekenweekgeschenk Transit heel eigentijds vanuit de jonge generatie schreef.’

Schrijfster Charlotte Mutsaers: ‘Ik hoorde het vanochtend toen ik op het strand liep in Oostende.  Ze was zo’n verdomd aardige vriendin. En zo geestig. Ook nu weer, had ze tegen Annette Portegies gezegd dat ze geen poespas wilde bij haar uitvaart. ‘Aan mijn kist geen polonaise’, had ze gezegd. Fantastisch. Ik ontmoette haar vijftien jaar geleden bij zo’n schrijversreis naar Parijs. Het grootste deel van die schrijvers wilde de eerste avond al naar een bekend schrijverscafé. Maar dat wilden wij helemaal niet. Zij had meteen een klein kroegje gevonden met soep. Daar gingen we heen. Ik kreeg griep, het was koud en we moesten de hele tijd van alles, buiten op de foto met de groep en zo, vreselijk. Toen nam ze doggy bagjes voor me mee.

‘Er is meer dan 25 jaar verschil tussen ons, maar ze voelde als leeftijdgenoot. Invloed op mijn schrijven heeft ze niet gehad, nee, wij zijn totaal andere schrijvers. Ik vind haar essays vooral uitstekend. Maar ik heb als schrijver een heel andere attitude, ik ben niet zo met historie bezig. Mensen denken misschien dat schrijvers alles weten van het schrijverschap van de ander, maar dat is niet zo. Als een vriend bij Philips werkt weet je toch ook niet per se hoe zijn dagindeling is. We spraken af en toe wel  over hoe we werkten, dat was heel leuk. Over hoe verschillend we zijn in documenteren, ik ga ervan uit dat mijn hoofd zelf de informatie die binnenkomt zeeft, en Hella deed veel meer research. We spraken ook over hoe het leven zich verhoudt tot het schrijven. Ze was niet zo van dat het leven begint pas achter de schrijftafel. Nee zeg, er is ook nog zoiets als het leven zelf. Ik ga vandaag ook de zon niet aan me voorbij laten gaan. En ik zie Hella met een tevreden lach toekijken.’

Annette Portegies, directeur van uitgeverij Querido:
 ‘Hella Haasse is meer dan 65 jaar aan Querido verbonden geweest. We verliezen niet alleen een groot schrijfster, maar ook een aimabel en zeer geestig mens. We hadden heel nauw contact, haar redacteur Patricia de Groot kwam zelfs elke week op bezoek. Ik ben kort geleden langs geweest, en zoals altijd zat ze in een stoel bij het raam, met uitzicht over het Vondelpark, een hele grote stapel kranten naast zich. Ze was zeer belezen, ze las sneller dan Nederlandse schrijvers konden schrijven. Ze las ook heel veel buitenlandse literatuur. Ze was al een paar maanden achteruit aan het gaan, maar tot een paar dagen geleden was ze zeer nieuwsgierig, zeer bij de wereld betrokken. Ze kon zich ook nog enorm kwaad maken over wat ze in de krant las.

‘Ze maakte zich niet zo druk over de vraag of ze wel of niet bij de Grote Drie of Vier had moeten horen. Ze had geen behoefte zich in die discussie te mengen, daar was ze veel te bescheiden voor. Heel typerend is dat ze in besloten kring begraven wil worden. De herdenkingsbijeenkomst die we over een paar maanden houden, gaat op haar verzoek meer over haar werk dan over haarzelf. ‘Dat pas niet bij mij, al die persoonlijke aandacht’, zei ze.

Oeroeg, haar prozadebuut, is altijd in druk gebleven. Ik heb hier de 51ste druk voor me. Zelf hield ze erg van bijvoorbeeld Huurders en onderhuurders, een van haar actuele romans. Ze vond dat niet eerlijk voor zo’n roman, dat die minder aandacht kreeg dan haar historische romans. Ze was een van de weinige schrijvers die eruditie weten te verbinden aan toegankelijkheid. Ze ging altijd naar het archief, las erg veel, en verbond vervolgens die academische kennis met een toegankelijke manier van schrijven. Dat was haar kracht.’

Literatuurcriticus Margot Dijkgraaf, die bezig is met een boek over het werk van Hella S. Haasse: Margot Dijkgraaf, 1960, literatuurcriticus, werkt aan een monografie over Hella Haasse: 
‘Ze  is de grootste schrijfster van de afgelopen eeuw, en niet alleen in Nederland. Haar oeuvre is integraal in het Frans vertaald, ze wordt daar op handen gedragen. Ik ben op een gegeven moment bijna ieder jaar gebeld door buitenlandse media, als de toekenning van de Nobelprijs er aan zat te komen, of ik bereikbaar zou zijn als zij het zou worden.
‘Twintig jaar geleden wilde ik graag haar biografie schrijven. Ik ben bevriend met haar geraakt en we zijn gaan praten over haar boeken, in 40, 45 gesprekken. Elke week kwam ik bij haar om mondeling haar hele oeuvre door te nemen. Ze vroeg me wat ik daarmee wilde, en ik zei dat ik een boek wilde schrijven. Dat was goed, zei ze, als het maar geen biografie werd. Ik mocht absoluut geen biografie schrijven. Ze zei mijn werk is belangrijk, niet mijn leven.

‘Nu ben ik al een tijd bezig met een boek, daar zullen wel elementen uit haar leven in komen natuurlijk, maar ik ga niet te werk als een biograaf. Het gaat om anekdotes, dingen die zij mij verteld heeft, en haar boeken.

‘Er zijn twee terugkerende thema’s door haar oeuvre heen. Ten eerste het belang van de natuur, dat is natuurlijk gelieerd aan haar jeugd. De eerste dingen die ze in haar leven zag waren de palmen van Bogor. Dat beeld heeft haar nooit verlaten. Hoe klimaat en natuur bepalend zijn en ook de menselijke omgang kunnen vormen. Het is als een batikpatroon. Hoe het een in verband staat met het ander in haar boeken, hoe in een verhaal  alles met elkaar verweven is. Dat batikpatroon herken ik in haar boeken en in haar hele leven.

‘Het andere is het onderhuidse. Zij kon het onuitgesprokene in relaties tussen mensen meesterlijk beschrijven. Vaak in huwelijksrelaties, maar ook vriendschap en moeder-dochterrelaties. De huwelijken die ze beschrijft zijn altijd ongelukkig. Maar het staat er niet, zwart op wit. Je moet het als lezer met een antenne opvangen. Daarin is ze absoluut uniek. Bijvoorbeeld in de Wegen der verbeelding(1983), over een echtpaar dat in een oud pruttelend autootje op reis gaat naar Frankrijk. Ze krijgen pech, de man gaat naar de garage, de vrouw gaat door met de kinderen. Hoe dan en passant die relatie wordt blootgelegd. Ik zeg het nu, maar dat is al te veel, ze maakt niets expliciet, hoe de ambities van de man botsen met die van de vrouw, hoe alles uit elkaar loopt, ook de seksuele component daarbij.

‘Net als in Heren van de Thee (1992). Uit dat hele archief dat ze aangereikt kreeg, van de Stichting Indisch Thee- en Familiearchief, het werd haar bezorgd in Frankrijk en ze verdronk erin, heeft ze natuurlijk niet voor niets die twee personen gekozen. Rudolf Kerkhoven en zijn vrouw Jenny Roosegaarde Bisschop. De man met ambities, die gaat voor zijn bedrijf en denkt dat hij dat ook voor zijn vrouw doet, maar het lukt hem niet te luisteren naar wat zij nodig heeft. Het zegt wel iets dat Hella Haasse uit al dat materiaal deze relatie koos.

‘Ik vind niet dat Hella Haasse te weinig wordt gelezen tegenwoordig. Maar wel te eenzijdig. Ze is de vrouw van het Indische en de historie, we kennen haar vanOeroeg en Heren van de thee. Terwijl ze daarnaast ook zo veel ‘gewone’ romans heeft geschreven. De verborgen bron (1950) bijvoorbeeld is echt ondergewaardeerd. Over het conflict tussen moeder zijn, echtgenote en kunstenaar. Een jongevrouw die wil scheppen maar door haar milieu en omstandigheden gedwongen wordt een keuze te maken.

‘Maar nogmaals, dat staat er helemaal niet zo, in het boek. Het is allemaal suggestie door beschrijvingen van natuur, van gemoedstoestanden en sfeer die gaandeweg duidelijk wordt. Ik hoop dat toekomstige generaties de aandacht zullen blijven hebben haar te lezen. ‘

Directeur van het Letterkundig Museum in Den Haag, Aad Meinderts: ‘Ik ben ontzettend geschokt. Hella S. Haasse was een van de grootste Nederlandse schrijfsters. Ze is een groot romancier en bracht de historische roman in Nederland naar grote hoogte. En tegelijkertijd was ze heel bescheiden. Haasse was ook bekend bij het grote publiek. We hebben allemaal op de middelbare school Oeroeg gelezen. Wij beheren sinds enkele jaren haar archief en zijn daar ook trots op.’

De Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB): ‘Hella S. Haasse was een van de meest geliefde en meest gelezen auteurs van ons land en is van onschatbare waarde geweest voor de Nederlandstalige literatuur. De CPNB had meerdere keren het voorrecht met haar te werken. Zo schreef zij drie keer het Boekenweekgeschenk: Oeroeg (1948), Dat weet ik zelf niet (1959) en Transit (1994). In 2006 schreef Hella S. Haasse de eerste lofrede voor Nederland leest, de campagne waarin in 2009 haar debuut Oeroeg centraal stond.’

De Brug – 14 juni 2006

Ik wil graag reageren op jullie oproep om reacties op het burgemeestersreferendum. Ik vind de opstelling van de gemeenteraad belachelijk. De argumenten die zij aandragen zijn slap en kunnen op geen enkele manier deze achterkamertjeshandjeklap verantwoorden. “De beste kandidaten solliciteren dan niet”. Als dat zo is, heb ik die burgemeester liever niet. Iemand die geen verantwoording durft af te leggen aan de mensen in zijn/haar stad is niet capabel voor de post van burgemeester. Met het argument dat de raad beter kan beoordelen of iemand een goede burgemeester is laten zij zien dat ze absoluut geen vertrouwen in de mens hebben. Zij, de grote overheid, zullen het wel regelen voor de hulpeloze mens en zo maakt Nijmegen zijn reputatie als Havanna aan de Waal opnieuw waar. En de angst die er is dat het een populariteitspoll wordt…waarom zouden we dan nog gemeenteraadsverkiezingen houden? Gaan die alleen om de inhoud? Zijn de lijsttrekkers van de partijen die dit nu roepen niet zelf hard bezig geweest in het gevlei te komen bij de mensen in Nijmegen? Ze hebben boter op hun hoofd en zitten stevig aan het pluche gekleefd. Compleet belachelijk!

(ingezonden brief)