Desiderius Erasmus, Lof der zotheid

Beoordeling: 2 sterren

Sommige teksten moet je als neerlandicus gezien en gelezen hebben. Lof der zotheid van Desiderius Erasmus is er zo één voor mij. De tekst is voor mij, als negentiende-eeuwer wel erg complex. De tekst leest niet heel soepel (in de hertaling door J.B. Kan). Dat komt in de eerste plaats door de lange klassieke zinnen, maar ook door de historische achtergrond en maatschappijkennis die nodig is om deze tekst te kunnen bezien in zijn context.

Dat wat Lof der zotheid in zijn tijd bewonderenswaardig maakte, maakt hem enkele honderden jaren later tot een moeilijk te doorwrochten geheel. Ik heb hem uiteindelijk niet uitgekregen: als historisch object interessant, maar niet als literair meesterwerk.

Erasmus, “Absurda”, “Hippoplanus” en “Minnebroeders Uyt-vaert”

Beoordeling: 4 sterren

De drie teksten die ik heb gelezen van Erasmus, in vertaling door Cornelis Crul, komen uit zijn Colloquia, dialogen over allerhande onderwerpen. De Absurda is een gesprek tussen twee dove mannen over een bruiloft waar één van de twee op weg naar toe is geweest. Hippoplanus verhaalt over een man die wordt bedrogen bij de aanschaf van een paard en vervolgens de bedrieger weer bedriegt. De Minnebroeders Uyt-vaert ten slotte laat twee broeders aan het woord die discussiëren over de mate waarin uiterlijkheden deel mogen zijn van het geloof.

De teksten van Erasmus zijn, ondanks hun leeftijd van ruim 400 jaar, toch nog steeds leuk om te lezen. Absurda is, de naam zegt het al, erg grappig. Doordat het procédé van twee dove mensen in gesprek veel herhaalt is, kun je de indruk krijgen dat dit een niet erg originele tekst is. De chronologie speelt je hier echter parten. Hippoplanus is leuk, maar niet heel erg bijzonder. Minnebroeders Uyt-vaert is het leukst van deze drie. Het sarcasme is fantastisch, de discussiant die Erasmus’ standpunt vertegenwoordigt gaat nooit echt fel tegen zijn tegenstander isn, maar laat deze zijn eigen kuil graven.