Nijmegenonline.nl – 6 mei 2008

D66: online ontdekken of je recht hebt op een bijdrage

Verschillende gemeenten in Nederland hebben op hun website applicaties om eenvoudig te ontdekken of inwoners recht hebben op een financiële bijdrage. D66 Nijmegen wil dit ook in Nijmegen mogelijk maken. De sociaal-liberalen hebben daartoe schriftelijke vragen gesteld aan het college van B&W.

Wim Pelgrim, van de fractie D66 Nijmegen: “Nijmegen heeft al enkele initiatieven op dit
gebied, onder andere de formulierenbrigade die mensen helpt met het aanvragen van
subsidies. Maar, deze brigade is er alleen voor mensen met een inkomen tot 120% van het minimumloon. Toch gelden veel regelingen voor meer mensen, maar weten zij niet of zij hiervoor wel in aanmerking komen. Met een eenvoudige applicatie op de website kan de gemeente hen daar eenvoudig bij helpen en dat kan een goede aanvulling zijn op de formulierenbrigade.”

Een voorbeeld van een dergelijke webapplicatie is De Geldzoeker van de gemeente Hengelo. Hierop vullen bezoekers anoniem gegevens in over hun inkomsten en leefsituatie, waarna het programma een overzicht geeft van de regelingen waar zij recht op hebben.

Een laagdrempelige site biedt grote voordelen. Wim Pelgrim hierover: “Veel mensen met bijvoorbeeld hoge kosten voor hun kinderen, moeten vaak een behoorlijke drempel over om om geld te vragen. Wanneer zij anoniem op internet kunnen zien of zij in aanmerking komen voor een regeling of subsidie, wordt een groot deel van die drempel weggenomen.”

Bron: http://www.nijmegenonline.nl/nieuws/d66-online-ontdekken-of-je-recht-hebt-op/

Waarom ben ìk eigenlijk D66’er?

De zoektocht naar mijn politieke identiteit begon in 2002. In maart van dat jaar waren de gemeenteraadsverkiezingen, helaas net een week na mijn 18e verjaardag, dus in mei 2002 mocht ik pas voor het eerst stemmen. Voor wie het niet meer weet: 2002 was het jaar van Pim Fortuyn. Ik was in die verwarrende periode, waarin iedere politieke partij over de andere buitelde om Fortuyn aan te vallen op zoek naar mijn politieke kleur. Van SP tot VVD, elke partij had wel wat; de stemwijzer gaf mij zowel de LPF als de PvdA als optie en ik kon moeilijk kiezen (D66 was totaal niet in beeld voor mij, maar dat terzijde).

Uiteindelijk stemde ik 15 mei 2002 op Pim Fortuyn, vanwege zijn uitstraling, zijn charisma. Iedere levende ziel kan zich voorstellen dat ik in de maanden daarna erge spijt kreeg van mijn keuze. Het vertrouwen dat ik in Fortuyn had gesteld werd beschaamd en ik vond het nodig om een definitieve keuze te gaan maken. Niet op basis van personen, imago of marketing, maar op basis van politieke beginselen.

Op dat moment, eind 2002, volgde ik in mijn eerste jaar op de universiteit het vak Moderne Letterkunde 1 (periode 1830-1880) en ik bewonderde de negentiende-eeuwse liberalen: ze zaten vol idealen, wilden mensen de middelen geven zich te ontwikkelen, het minder bedeelde volksdeel verheffen en mensen kennis, vaardigheden en waarden bijbrengen. Bij mij kwam de gedachte op dat progressieve liberalen uitgestorven waren en ik ben een progressieve liberaal, dat wist ik op dat moment zeker.

Het zou nog tot ongeveer de jaarwisseling van 2002/2003 duren voor ik erachter kwam dat er wel degelijk progressieve liberalen bestonden in Nederland. Ze bestonden al bijna 40 jaar: D66! Pas toen bedacht ik me dat D66 al eerder in mijn leven in beeld was geweest als politieke partij. In de vierde klas van de middelbare school heb ik bij maatschappijleer een keer de stemwijzer ingevuld, met D66 als eerste voorkeur. Op de website van D66 ben ik vervolgens gaan lezen over de uitgangspunten en D66 paste zo goed bij me dat ik mij aanmeldde als lid.

In het laatste verkiezingsprogramma zijn door D66 vijf richtingwijzers bepaald en aan de hand daarvan kan ik eenvoudig laten zien waar ik als D66’er achter sta en in geloof.

Vertrouw op de eigen kracht van mensen
Ieders leven kent hoogte- en dieptepunten en de enige die kan besluiten daar wat aan te veranderen ben je zelf. Daarbij kun je uiteraard hulp krijgen, maar de uiteindelijke stap om je leven weer in eigen hand te nemen en daar invulling aan te geven ben je zelf. Ik heb dat aan den lijve ondervonden, nadat ik op de basisschool met pesten te maken heb gehad: de enige die mij weer uit het slob kon trekken was ikzelf. Vanaf dat moment ben ik in het leven gaan staan met als uitgangspunt dat ik ga over hoe mijn leven eruit ziet. Ik kies voor de studie die mijn aanspreekt, de hobby’s die ik leuk vind, de vrienden die mij inspireren, de religie waar ik mij goed bij voel en de politieke partij die mijn visie op de maatschappij deelt.

In een breder maatschappelijk kader betekent dit dat ik vind dat ieder mens in principe zijn eigen leven moet leiden: geef ieder de vrijheid om zijn/haar leven in te richten zoals hij of zij dat wil, tenzij daardoor de vrijheid van een ander geschaad wordt (‘Harm principle’ van J.S. Mill). De overheid moet alleen helpen bij het waarborgen van de mogelijkheden om dat eigen leven in te richten.

Denk en handel internationaal
Ik ben geen lid van Amnesty en geef geen geld voor het Wereld Voedselprogramma of Natuurmonumenten. Ik spaar ook geen zilverfolie voor de arme kindertjes. Ik geloof namelijk niet in dit soort hulp. Ik ben er van overtuigd dat dergelijke initiatieven niet helpen om structureel de positie van arme groepen in de wereld te verbeteren. Wanneer ik lees op de website van kennissen die door Afrika hebben getrokken (www.gewoongaan.nl) dat kinderen in Senegal hebben ‘geleerd’ om geld, snoep of spullen te vragen aan toeristen, omdat die het toch wel geven aan de ‘arme kinderen’, denk ik: op zo’n manier zorg je ervoor dat mensen in een afhankelijke positie belanden.

Je moet juist op internationaal niveau zorgen voor een eerlijke positie van mensen. Het is zeer pijnlijk om tegen Zeeuwse suikerboeren te moeten zeggen dat ze hun werk zullen verliezen, maar je geeft er zoveel suikerboeren in de derde wereld werk mee, dat een dergelijk offer in mijn ogen gebracht zou moeten worden.

Beloon prestatie en deel de welvaart
Inkomenspolitiek is altijd een lastig onderwerp en ik ben er zelf ook nog niet helemaal uit wat ik hier van vind. Hoe beloon je prestatie? Wat is een prestatie? Hoe (her)verdeel je welvaart? Uitgangspunt moet hier in mijn ogen vooral zijn dat de eigen inzet van mensen, eigen initiatief beloond wordt. Zo moeten mensen die vanuit een uitkering naar werk gaan er niet op achteruit gaan doordat allerlei regelingen direct vervallen.

Als ik zie hoe in de Nijmeegse gemeenteraad op dit punt wordt geopereerd, begint het al snel te jeuken. Een paar jaar geleden bijvoorbeeld heeft de gemeente gratis koelkasten uitgedeeld aan minima (bericht hierover op NU.nl). Op zich een vriendelijk gebaar van het stadsbestuur en het wekt de suggestie dat de gemeente mensen helpt. Toch is het, mijns inziens, verstandiger mensen geen ‘cadeautjes’ als deze te geven, maar dat geld te investeren in het weer aan het werk helpen van deze mensen of in het structureel verhogen van uitkeringen. Niet alleen wordt er dan gezorgd voor een structurele verbetering van het inkomen, maar ook kunnen zij dan zelf een koelkast of wasmachine kopen, wat een veel beter gevoel geeft, dan dat je dat soort dingen moet krijgen.

Streef naar een duurzame en harmonieuze samenleving
Hoewel ik geen lid ben van het Wereld Natuur Fonds of Greenpeace, ben ik absoluut voorstander van een goede bescherming van de natuur. Wat dat betreft zou GroenLinks voor mij ook best een aantrekkelijke nummer twee kunnen zijn, als men daar maar praktisch en realistisch was.

Als het over milieu gaat heb je mensen die ieder minuscuul beetje hulp eisen van iedereen en aan de andere kant heb je mensen die zich nergens zorgen over maken. Ik neem daar een middenpositie in: ik ben niet bang voor een totale catastrofe (zie daarvoor een eerdere column van mijn hand), maar we moeten ons er wel van bewust zijn dat we de natuurlijke hulpstoffen wel in een erg hoog tempo verbruiken. Ik ‘denk en handel internationaal’, ook op dit vlak. We moeten energiebesparing stimuleren, zorgen dat we minder nutteloos energie gebruiken (bijvoorbeeld geen auto’s onnodig in de file laten staan, omdat er geen A73 bij Nijmegen ligt) en op internationaal niveau afspraken maken om duurzaam energie op te wekken (bijvoorbeeld met een zonne-energiecentrale in de woestijn van Noord-Afrika).

Koester de grondrechten en gedeelde waarden
Niet ieder mens denkt hetzelfde en heeft dezelfde normen en waarden. Dat is niet erg. We moeten dan ook de ruimte geven aan iedereen om zichzelf te zijn, eigen keuzes te maken, maar wel met respect voor elkaar. Zo hort niemand, ik kan daar over meepraten, op zijn geloofsovertuiging te worden bekritiseerd. Laat ieder geloven wat hij of zij wil, zolang een ander daarmee niet wordt geschaad (opnieuw Mill). Ook zaken als abortus en euthenasie moeten vrij zijn: het is een recht en geen plicht. Ik wil niet opleggen aan een ander wat hij of zij moet vinden, laat een ander dat dan bij mij ook niet doen. Respect voor elkaars keuzes en meningen, ook al begrijpen we die niet, daar gaat het om.

Met dank aan mijn commentatoren voor alle inhoudelijke en formele kritiek.

Anna Enquist, “Hier was vuur”

 Beoordeling: 3 sterren

Ik vind Anna Enquist al zeer lang een goede dichteres en schrijfster. Diverse romans en dichtbundels en ook haar voordrachten uit eigen werk spreken mij zeer aan. Maar de bundel Hier was vuur viel me eerlijk gezegd wat tegen. De passie en kracht die ik in de bundels De tweede helft en vooral in De tussentijd aantrof, ontbreken hier geheel en dat vind ik jammer.
De gedichten in deze bundel lijken zeer onpersoonlijk, zijn vormtechnisch niet heel bijzonder en het lijkt alsof . Het gedicht Mijn zoon is de enige positieve uitzondering hierop. Deze bundel bracht mij niet wat ik er van hoopte. Gelukkig weet ik dat hierna nog erg mooi werk is uitgekomen, dus laten we het een dipje noemen.

J. Bernlef, “De pianoman” (boekenweekgeschenk 2008)

Beoordeling: 4 sterren

Achttien jaar lang heeft Thomas in angst geleefd voor zijn vader. De maat is vol en Thomas ruilt het winderige bestaan van Friesland in voor het grotestadsleven van Amsterdam. Daar leert hij de Britse Chris kennen, met wie hij een ‘vriendschap’ opbouwt – zij is aardig voor hem en in ruil daarvoor betaalt hij al haar kosten. Na een aantal weken wil Chris terug naar Engeland. Thomas gaat met haar mee, maar wordt door zijn vriendin achtergelaten in de aankomsthaven. Hij is verslagen. De jongen brengt de nacht door op een bootje in zee en met natte kleren komt hij de volgende morgen het strand op. Daar wacht een politieman hem op. Hij wordt meegenomen naar het politiebureau, waar Thomas weigert te spreken.*

Het Boekenweekgeschenk van Bernlef is na het gedrocht van Geert Mak van vorig jaar een verademing. Een heerlijk leesbaar boekje met een leuk verhaal. Hoewel het verhaal wel in een zeer rap tempo verteld wordt en er ook wel een aantal voorspelbare passages in zitten, is het interessant te lezen wat Bernlef doet met het waargebeurde verhaal van de Pianoman. Ook is het thema taal opnieuw prominent aanwezig in Bernlefs werk en dat maakt het lezen van dit verhaal erg aangenaam.

*Gebaseerd op: www.cjp.nl

Louis Couperus, “De stille kracht”

 Beoordeling: 1 ster

Otto van Oudijck is resident in Laboewangi, op Java. Als Nederlands bestuurder staat hij in deze hoedanigheid min of meer boven de lokale adel die haar oude machtspositie behoudt. Zijn werk is alles voor hem en hij beseft dan ook niet dat zijn tweede vrouw Leonie hem achter zijn rug om bedriegt met Theo, zijn zoon uit zijn eerste huwelijk. Zijn dochter Doddy heeft stiekem een vriendje.*

En veel verder dan dit ben ik eigenlijk niet gekomen. Wat een afschuwelijk boek is dit ook weer. Ik heb definitief besloten geen Couperus meer ter hand te nemen!

*Bron: nl.wikipedia.org

Hugo Brems, “Altijd weer vogels die nesten beginnen”

Beoordeling: 3 sterren

Voor het eerst in ruim vijftig jaar verschijnt er nu een nieuwe, complete, chronologische geschiedenis van de Nederlandse literatuur, geschreven als een doorlopend verhaal dat alle recente vondsten en de nieuwste wetenschappelijke inzichten bevat. Deze indrukwekkende reeks iaat zien hoe elke periode op een eigen manier de literaire traditie van Nederland en Vlaanderen heeft gevormd, ontwikkeld en verrijkt.

In dit negende deel beschrijft Hugo Brems de periode 1945-2005. Hiervoor heeft hij deze periode verdeeld in periodes van 10 jaar (1945-1955, 1955-1965 enzovoort), afgewisseld met een hoofdstuk waarin de diverse contemporaine ontwikkelingen in één jaar worden beschreven. Dit om aan te geven dat meerdere ontwikkelingen gelijktijdig plaatsvinden.

Die ‘éénjarige’ hoofdstukken zijn erg leuk en geven een goed beeld van wat zich op een moment in de tijd afspeelde. De opzet van het boek vind ik dan ook zeer geslaagd. Bovendien is de combinatie van Vlaamse en Nederlandse informatie erg plezierig. Wel moet worden aangetekend dat Vlaanderen het er af en toe bekaaid vanaf brengt en de ‘klaagzangen’ waar Brems op pagina 420 over spreekt ‘waarbij Nederland steevast het begeerde en beschimpte ijkpunt was’ laten ook de benadering van Vlaanderen in Brems’ boek hun sporen na. Het geeft de verbondenheid en de verschillen tussen deze culturen goed aan; waardevolle kennis wanneer men het heeft over het samenvoegen Vlaanderen en Nederland.

1945-1950
Het eerste hoofdstuk vind ik zeer interessant. Niet alleen veel informatie over de periode 1945-1950, waar ik weinig van weet, maar ook een rijker beeld van de periode rond 1950. Met name de aanleidingen, de voorgangers en de Vlaamse dimensie component in deze ontwikkeling waren nieuw of goede opfrissers voor me.

1955-1965
Het hieropvolgende hoofdstuk was wat traag, maar opnieuw zeer interessant. Dit is niet echt mijn periode, dus veel informatie was diep weggezakt. Leuk, maar traag.

1965-1975
Hoe dit hoofdstuk ooit door de eindredactie is gerold zal ik nooit begrijpen. Er gebeurde in deze periode erg veel in de literatuur, zonder dat er een leidende stroming was. De taak van de literatuuronderzoeker is het echter om eenheid in die diversiteit te scheppen. Daar is Brems helaas niet in geslaagd: het is een beetje een warboel en het hoofdstuk waarin de gelijktijdige ontwikkelingen in 1975 worden beschreven is dan ook een verademing: eindelijk begrijp je waar de afgelopen honderd pagina’s over gingen.

1975-1985
Die verademing zet zich goed door in het hoofdstuk dat de periode 1975-1985 behandelt. De diverse kampen binnen literaire discussies in Nederland en Vlaanderen worden helder en hier zie je eindelijk weer iets terug van de eerste hoofdstukkken (1945-1965) waarin ook helder wordt geabstraheerd, uiteen wordt gezet welke personen eeen rol spelen, buitenliteraire instanties en processen een plaats krijgen en het geheel wordt gelardeerd met voorbeelden en citaten.

1985-1995
En ook het op-een-na-laatste hoofdstuk van Brems deel uit deze nieuwe literatuurgeschiedenis leest prima. Helder zet hij de verschillende tendensen uit deze periode naast elkaar. Maar dan gebeuren er twee rare dingen:
Ineens worden de jeugdliteratuur (in het periodehoofdstuk) en toneel en Afrikaanse literatuur (in het jaaroverzicht) besproken. Tot op dat moment is daar nog geen sprake van geweest en Brems moet dan ook bij alle drie deze onderwerpen een historisch aanloopje nemen om het aan de periode of het jaar 1995 te koppelen.
Bovendien lijkt het jaaroverzicht meer op een opsomming, dan een gestructureerde dwarsdoorsnede. Het lijkt erop of Brems moeite krijgt lijnen in de geschiedenis te zien.

Aspecten van de literatuur rond de eeuwwisseling
Het beste is in Altijd weer vogels die nesten beginnen voor het laatst bewaard. In dit zeer overzichtelijke hoofdstuk worden enkele tendensen in de literatuur van de laatste jaren aangegeven. Voor het eerst is er sprake van hoofdlijnen in het verhaal van Brems. Wel komt Vlaanderen er zéér bekaaid vanaf in dit hoofdstuk.

Altijd weer vogels die nesten beginnen is een mooie literatuurgeschiedenis met veel boeiende feiten en een verfrissende aanpak. Toch leest het boek regelmatig erg stug en wordt de historie warrig gepresenteerd. Zeker een waardevol boek, maar ik hoop dat de andere acht delen ‘lekkerder’ lezen.

Jean Pierre Rawie, “Oude Gedichten”

 Beoordeling: 5 sterren

Oude Gedichten is een bundeling van de eerder verschenen bundels Het meisje en de dood, Intensive Care, Kwade Trouw en enkele liederen in opdracht en vertalingen.

Met bundels van Rawie haal je kwaliteit in huis. Deze meester van het vormvaste dicht weet inhoudelijk een snaar te raken en vormtechnisch geeft Rawie je het gevoel dat het schrijven van een vormvast gedicht eigenlijk heel gemakkelijk is. Hij weet de instrumenten die hij tot zijn beschikking heeft tot in de finesses te gebruiken. Daarnaast is Rawie ook nog eens een leuke man die zeer bewust zichzelf als een laat-negentiende-eeuwse kunstenaar heeft laten portretteren voor de flapfoto. Kwaliteit,dat is het enige woord dat past.

Louis Couperus, “Hooge Troeven”

 Beoordeling: 3 sterren

Koningin Alexandra, de gevallen koningin van Liparië, organiseert een groot bloemenfeest ter ere van haar zoon, koning Wladimir, die zijn moeder komt bezoeken. Wanneer Wladimir op het eiland aankomt, ontmoet hij Elena, de hofdame van zijn moeder, weer. Ze worden verliefd op elkaar en Wladimir spiegelt Elena voor dat zij zullen trouwen. Dit terwijl Wladimir is voorbestemd om te trouwen met de dochter van Keizer Othomar.
Alexandra ziet in deze onmogelijke verliefdheid een uitgelezen kans om Wladimir uit de troon te krijgen en zelf in ere hersteld te worden. Na een brief van Alexandra aan de keizer, nodigt deze Wladimir uit en geheel onverwacht wordt de opstandige Wladimir verstandig. Hij laat zijn moeder Elena, die dan weer naar Tracië is gereisd, schrijven dat het huwelijk dat is voorgesteld niet kan doorgaan en Elena keert uiteindelijk terug bij de koningin. Elena lijkt door alle smart zelfmoord te willen plegen, maar hersteld zich en neemt zich voor meer van haar leven te maken aan het hof van Wladimir.

Zowaar, er bestaat een roman van Couperus die ik leuk vind! Na Eline Vere (niet doorgekomen, verschrikkelijk!) en Noodlot (wel uit, maar er gebeurt níéts!) is dit een leuk verhaal. De stijl van Couperus, die ik in de twee eerdere (en ook vroegere) werken storend vond, is hier veel leesbaarder geworden en dat maakt het lezen van dit boek een stuk leuker. Het verhaal heeft zeker naturalistische en fin-de-siècle kenmerken, maar ze liggen er niet zo dik meer bovenop en lijken geen doel op zich. Het gaat in eerste instantie om het verhaal, dat, meen ik, ook meer dialogen en minder uitgebreide beschrijvingen bevat dan de twee eerdere boeken. Kortom: een leuk boek!