Mies Bouhuys, Herman van Run en Nico Scheepmaker (redactie), “Even geduld aub” (boekenweekgeschenk 1977)

Beoordeling: 4 sterren

Dit boekenweekgeschenk over het thema ’televisie en literatuur’ in het jaar dat de televisie in Nederland 25 jaar bestond, is een aanrader. Diverse schrijvers, dichters en journalisten hebben een stuk geschreven over dit onderwerp, geïllustreerd door een tiental kunstenaars. Het is een prachtig vormgegeven tijdsdocument zowel qua vorm als inhoud. De verhalen en gedichten zijn nog prima leesbaar en soms zelfs nog erg actueel. De leukste constatering vind ik dat Peyton Place (de eerste Amerikaanse soapserie) door één van de auteurs tot de ‘minimal art’beweging en dus tot de kunst wordt gerekend.

Marnix Gijssen, “Overkomst dringend gewenst” (boekenweekgeschenk 1978)

Beoordeling: 1 ster

Deze bundel korte verhalen is saai, slecht en lelijk. Om het in Potgieters termen uit te drukken “Kopijeerlust des dagelijkschen levens”, maar het mist de stijl van bijvoorbeeld Carmiggelt. De tekeningen van Wout van Vliet zijn lachwekkend: geen kunstenaar, maar een kunstenflanser; verschrikkelijk! Voor de enige leuke grap in het hele boekje moet je 85 pagina’s doorworstelen van de 105… niet lezen dus!

Hugo Claus, “De zwaardvis” (boekenweekgeschenk 1989)

Beoordeling: 5 sterren

Tijdens het verloop van een idyllische zomerdag op het land kruisen de lotsbestemmingen van vier mensen elkaar: een jonge, gescheiden vrouw, haar grillige zoontje, een aan lager wal geraakte veearts, en een dorpsonderwijzer. Een redeloze misdaad wordt begaan. Droombeeld en hartstocht, verlangen en teloorgang worden met elkaar verweven tot een intrigerend en vooral spannend verhaal.*

Dit is een zeer goed boekenweekgeschenk, een van de beste van voor 1995. De zoon en zijn godsdienstwaan is uitermate humoristisch, de trieste waarheid speelt prachtig op de achtergrond en het verhaal blijft spannend tot het einde. Het is een detective waarbij niet naar de dader, maar ook naar het slachtoffer wordt gezocht. Prachtig! Een aanrader!

*Bron: flaptekst De zwaardvis

Roemer Visscher, “Sinnepoppen”

Beoordeling: 3 sterren

De emblemata van Roemer Visscher zijn leuke historische literaire objecten, die soms ook nu nog leuk zijn. De kwaliteit en mate van aansprekendheid is wisselend, maar doorgaans zitten deze emblemata goed in elkaar. Deze vorm wordt tegenwoordig nog gebruikt door onder andere de makers van Fokke en Sukke en het is erg leuk om te zien dat zij daarmee in een lange traditie staan.

Jan van der Noot, “Het bosken”

Beoordeling: 2 sterren

De dichtbundel Het bosken van Jan van der Noot uit ongeveer 1570 laat het werk zien van een kundig dichter. Hij is goed in wat hij doet, dichten in de traditie van de rederijkers, al zegt hij zelf veel verder te zijn. Toch is het niet het soort poëzie dat mij aanspreekt. Hij laat zien wat hij kan, maar het wordt geen geheel. Het is alsof hij prachtige kleuren verf heeft gemengd en ons zijn pallet toont, zonder er een schilderij mee te maken.

Henri Knap, “De Ronde van ’43” (boekenweekgeschenk 1981)

Beoordeling: 4 sterren

De Ronde van ’43 speelt zich af op één oorlogsdag in een Nederlandse provinciestad. Een jonge huisvader maakt een zwerftocht op de fiets. Achterop zit een joods meisje. De man moet haar laten onderduiken. Hij bezoekt een aantal adressen. De bewoners wordt gevraagd of zij het meisje onderdak kunnen verschaffen. De oplossing moet worden gevonden, vóór de spertijd begint. Een oorlogsverhaal. Maar ook een verhaal voor en over alle mensen in alle tijden.

Dit boekenweekgeschenk heeft een goed verhaal. Technisch zit het niet heel ingewikkeld in elkaar, maar de emoties van de hoofdpersonen worden goed overgebracht. De spanning loopt goed op, het einde is happy, maar niet storend. Goed boekje!

Simon Carmiggelt en Peter van Straaten, “Mooi kado” (boekenweekgeschenk 1979)

Beoordeling: 3 sterren

In dit boekje over boeken vind men de op papier gevangen neerslag van Carmiggelts relaties met schrijvers. Een bloemlezing uit Carmiggelts nooit eerder gepubliceerde aandeel in de befaamde correspondentie met Gerard Reve, die de aandachte lezers van ‘De taal der Liefde’ naast Gerards daarin afgedrukte brieven leggen kan. Persoonlijke herinneringen aan A. Roland Holst. Het verslag van twee curieuze ontmoetingen met de hoogst begaafde schrijver Koos Speenhoff. Een navrant verhaal rond het laatste blaadje dat Herman Heijermans ooit schreef. Gegevens over Willem Elsschots schermutselingen met de Duitse censuur van Goebbels. En een reeks Kronkel-achtige kleine vertellingen over lezingenhouders, bibliotheekklanten, boekverkopers, literaire jeugdzonden van Vestdijk en Marsman en de soms komische gevolgen van schrijversroem.
Peter van Straaten, die al in twee, door hem royaal verluchte boeken van Carmiggelt bewees hoe feilloos hij de sfeer van de auteur aanvoelt, heeft ook dit geschenk van cartoons en tekstillustraties voorzien. Het duo speelt lichte muziek, met – zo hier en daar – een wat donkere toets.*

Carmiggelt schrijft alsof hij naast je aan een tafeltje zit en je een verhaal vertelt. Niet moeilijk of experimenteel, maar helaas wel veel te snel weer vergeten. Van grote bekendheid tussen 1950 en 1980 is hij na zijn dood te snel verdwenen.
Dit boekje is een mooi voorbeeld van Carmiggelts werk. De briefwisseling met Reve is minder interessant om te lezen, maar de overige verhalen zijn leuk en nog steeds interessant.

*Bron: gebaseerd op de flaptekst van Mooi kado

Joost Zwagerman, “Roeshoofd hemelt”

 Beoordeling: 5 sterren

Welkom in T-Mart, het warenhuis dat kan wedijveren met de kosmos omdat alles er te koop is wat in de wereld was, is of zal zijn. T-Mart is een Mekka, een walhalla, de vindplaats van de graal. En T-Mart is ook een melkweggrote uitdragerij waar iedere klant als vanzelf verandert in een Schepper, een kunstenaar, een God van alle dingen. Welkom aan het ziekbed van Roeshoofd. Groter dan de oppervlakte van dat bed is zijn wereld niet. Toch vindt er in dat bed van alles plaats, onder meer een strijd op leven en dood tussen de patiënt en zijn demonen. In Roeshoofd hemelt blijken patiënten en megastore, eenling en consumptiehemel van alles met elkaar te hebben. Wat heeft vastklant R. er ooit gekocht? Waarom is hij aangehouden wegens winkeldiefstal? Waar eindigt T-Mart en begint de nachtmerrie?*

Deze dichtbundel van Joost Zwagerman is enkel groots te noemen. Zoals Mei van Gorter een verhaal op rijm vertelt, zo doet Zwagerman dat ook in Roeshoofd hemelt. Hij beheerst veel stijl- en vormregisters en laat die afwisselend de revue passeren. Hierover spreekt de bundel op pagina 38: “terwijl de staf de handen in onschuld wast / ontvlucht ik de omheining van het sonnet / deze strohalm klampt zich in rijm aan mij vast”
Het mooiste gedicht uit de bundel vind ik Onder ouders (blz. 59): humor, passie, inhoud en vorm komen samen tot een prachtig geheel.
Roeshoofd hemelt is een bundel die iedereen die van Zwagerman houdt of niet van Zwagerman houdt moet lezen. Vergeet zijn romans, lees zijn poëzie!

*Bron: Bol.com

Marianne Frederiksson, “Anna, Hanna en Johanna”

Beoordeling: 4 sterren

Anna, de dochter en kleindochter in het boek, beseft na een bezoek aan haar demente moeder Johanna hoe weinig zij eigenlijk van haar weet. Dat brengt haar ertoe het spoor terug te volgen om zo te ontdekken waardoor de persoonlijkheden van haar grootmoeder, Hanna, haar moeder, Johanna, en haarzelf zijn gevormd. Haar grootmoeder, Hanna, was een boerendochter uit Dalfsland die op haar twaalfde op brute wijze is verkracht, maar later toch een gezin heeft gesticht met de molenaar John Broman. Haar dochter Johanna heeft altijd een bijzondere band met haar vader gehad. Zij groeit op in Göteborg, vindt daar werk en wordt actief binnen de socialistische beweging. Haar dochter, Anna, krijgt veel meer kansen in het leven dan haar moeder en grootmoeder. De dochters strijden heel wat af met hun moeders*

Anna, Hanna en Johanna is een erg goed boek. Het verhaal over Anna vind ik het minst leuk, maar de verhalen over de levens van Hanna en Johanna boeien van begin tot eind. Tegen het einde van het boek, zo op ongeveer 80%, zakt het verhaal wat in en begint de thematiek zich wat vaak en te expliciet te herhalen, maar het einde van het verhaal maakt dat helemaal goed.

*Bron: Boekentaal.info

Erasmus, “Absurda”, “Hippoplanus” en “Minnebroeders Uyt-vaert”

Beoordeling: 4 sterren

De drie teksten die ik heb gelezen van Erasmus, in vertaling door Cornelis Crul, komen uit zijn Colloquia, dialogen over allerhande onderwerpen. De Absurda is een gesprek tussen twee dove mannen over een bruiloft waar één van de twee op weg naar toe is geweest. Hippoplanus verhaalt over een man die wordt bedrogen bij de aanschaf van een paard en vervolgens de bedrieger weer bedriegt. De Minnebroeders Uyt-vaert ten slotte laat twee broeders aan het woord die discussiëren over de mate waarin uiterlijkheden deel mogen zijn van het geloof.

De teksten van Erasmus zijn, ondanks hun leeftijd van ruim 400 jaar, toch nog steeds leuk om te lezen. Absurda is, de naam zegt het al, erg grappig. Doordat het procédé van twee dove mensen in gesprek veel herhaalt is, kun je de indruk krijgen dat dit een niet erg originele tekst is. De chronologie speelt je hier echter parten. Hippoplanus is leuk, maar niet heel erg bijzonder. Minnebroeders Uyt-vaert is het leukst van deze drie. Het sarcasme is fantastisch, de discussiant die Erasmus’ standpunt vertegenwoordigt gaat nooit echt fel tegen zijn tegenstander isn, maar laat deze zijn eigen kuil graven.