Mooie zinnenboek – Uit: Marcellus Emants, Fanny

Marcellus Emants“Nu werd het stil in huis; het theewater alleen zong zijn eentonig lied, waarvan de gangklok de maat aangaf, bij tusschenpoozen kraakten de meubels. Het was een stilte, die geen schel kwam verstoren, geen gedempt straatrumoer onopgemerkt blijven deed, maar die tevens iets angstwekkends had, als ware zij de stilte der ziekenkamer waarin de benauwde ademhaling van den lijder ons zoo pijnlijk aandoet.”

Uit: Marcellus Emants, Fanny. Utrecht: Spectrum b.v, 1986, p. 48

Mooie zinnenboek – Uit: Wereldburgerschap in Nederland; een verkenning

Soms lees je iets wat gaat over eeuwen geleden, maar net zo goed over vandaag de dag zou kunnen gaan. History teaches us nothing zeg ik Phoebe (Friends) maar na.

De contacten met vreemde volkeren wekken steeds maar weer nieuwe denkbeelden en nieuwe behoeften; dat gaat ten kosten van de voorliefde voor het vaderland en de eigen oude gewoontes:
Gevoel van meschelijkheid en meer uitgebreide verkeering met vreemdelingen beschaaft het ruwe, het eigenzoekende der vaderlandsliefde, maar neemt ook lichtelijk het schoone en verhevene van dezelve weg – ja onder den schijn dat men een beschaafd wereldburger zij, wordt dikwijls alle daadlijke menschlievendheid verstikt.*

Voor Van Hamelsveld was de verhouding tussen wereldburger en patriottisme duidelijk uit balans. Zijn kritiek is een voorafspiegeling van de pessimistische sfeer waarin Nederland omstreeks 1800 terecht komt.** Naarmate de politieke en economische omstandigheden verslechterden, werd de druk op vaderlandsliefde en nationaal gevoel sterker opgevoerd. Verrassend genoeg verdween het ideaal van een grensoverstijgende verbondenheid tussen mensen niet van het toneel […].

*Ysbrand van Hamelsveld, De zedelijke toestand der Nederlandsche natie (Amsterdam 1791) 160-161.
** Van Sas, ‘De vaderlandse imperatief’, 305-307.

Uit: Eveline Koolhaas-Grosveld, ‘Wereldburgerschap in Nederland; een verkenning’. In: De negentiende eeuw, 35 (2011) 1-2, p. 8-9.

Mooie zinnenboek – Uit: Kader Abdollah, Het huis van de moskee

“Als je soms verdrietig bent, loop langs de rivier. Praat met de rivier. Hij neemt je verdriet mee.”
“Ik wil niet klagen, maar ik voel een steen in mijn keel,” zei Aga Djan tegen de rivier.
Zijn ogen brandden, een traan liep over zijn wang en viel op de grond. De rivier pakte de traan, nam hem stil in het donker mee en liet het niemand weten.

Uit: Kader Abdollah, Het huis van de moskee, p. 203

Mooie zinnenboek – Uit: Spreuken 9 en 17

Bij het lezen van het boek Spreuken uit de Bijbel vielen mij twee verzen op. Allereerst deze:

Een wijze wordt nog wijzer als je hem berispt,
een rechtvaardige vergroot zijn inzicht door wat je hem leert.*

Dat waar ik in de lerarenopleiding mee werd doodgegooid, kwam dus ook al in de Bijbel voor: reflectieve vaardigheden. Hij staat in Spreuken echter wat mooier verwoord dan in de readers van het ILS.

Een andere spreuk die mij aan het denken zette was de volgende:

Kleinkinderen zijn voor grootouders de kroon op hun leven,
kinderen zijn trots op hun voorouders.**

Mijn eerste ingeving was dat deze spreuk, naast het gebod ‘eert uw vader en uw moeder’ een soort wederkerigheid aanbrengt: niet alleen naar de voorgaande generaties moet er eer worden gebracht, ook nageslacht heeft een rol van betekenis in het leven. Toch is het de vraag of deze interpretatie niet vooral bij mij ligt. Zeker gezien de context, maatschappij waaruit deze tekst voortkomt en andere spreuken die oproepen je kind toch vooral lief te hebben door het te tuchtigen onderbouwen die conclusie.

*Bron: Bijbel, hoofdstuk Spreuken 9, vers 9 en 10
**Bron: Bijbel, hoofdstuk Spreuken 17, vers 6 en 7

Mooie zinnenboek – Cees Nooteboom, Rituelen

[Inni Wintorp in discussie met een priester:] “‘U heeft een sterke schedel, en uw denkvermogen is kennelijk niet aangetast, want het loopt nog op precies dezelfde doctrinaire regels waar het altijd op gelopen heeft. Maar wat u niet begrijpt is dat ik opzij van het spoor sta. Ik heb uw trein al duizend keer voorbij zien komen. In uw optiek, die voor mij meer met staar van doen heeft, ben ik de beroemde schuldeloze dwalende.”

Uit: Cees Nooteboom, Rituelen, p. 91

Mooie zinnenboek – Uit: Toon Tellegen, Het vertrek van de mier

Als ik het omgekeerde van mezelf was:
op weg nergens heen,
meteen in slaap vallend als ik ging liggen,
altijd blij en tevreden,
nooit trek in honing,
nooit dromend van de rivier, de wilg, de pluimen van het riet,
het glinsteren van de golven,
zou ik dan wijs zijn en verstandig
of juist dom en kortzichtig,
en zou ik me dan nooit iets afvragen
en me niet kunnen voorstellen
dat ik het omgekeerde  was van mezelf?

Ik ben op weg naar de verte,
ik lig op mijn rug in het zand
en kijk naar de sterren,
ik ben mezelf –

dat zou ik dan dus niet zijn